6.2Dat de rechtbank het oordeel van de HR in voornoemd arrest niet zou moeten volgen omdat dit volgens eiseres ongemotiveerd en onjuist is, volgt de rechtbank niet. De HR heeft in dat arrest, voor zover hier van belang, overwogen:
(..)“Naar moet worden aangenomen is de regeling op grond waarvan niet alleen medewerkers van het [werkgever 1] (..) maar ook hun inwonende gezinsleden zonder eigen arbeidsinkomsten in Nederland zijn vrijgesteld van de verplichting tot betaling van socialeverzekeringspremies, in de betrokken zetelovereenkomsten opgenomen met het oog op de onafhankelijkheid van de betrokken medewerkers ten opzichte van de autoriteiten van het gastland in het belang van de goede taakuitoefening van het tribunaal. Van een dergelijke regeling op het gebied van de heffing van premies kan niet worden gezegd dat deze van redelijke grond is ontbloot. Als consequentie van een vrijstelling van premieheffing is in de onderhavige zetelovereenkomsten aanvaard dat de medewerkers en de betrokken gezinsleden tevens zijn uitgezonderd van de verplichte verzekering en daarmee van het recht op uitkeringen op grond van de Nederlandse sociale verzekeringen. Met deze koppeling wordt vermeden dat rechten op uitkeringen worden opgebouwd zonder mogelijkheid voor de Nederlandse overheid om daartegenover een financiële bijdrage van de betrokkene te verkrijgen in de vorm van premiebetaling. Ook van deze koppeling kan niet worden gezegd dat zij van redelijke grond is ontbloot.”(..)
Niet valt in te zien dat dit oordeel van de HR ongemotiveerd is of gezien de gegeven motivering onjuist. Deze opvatting van eiseres laat de rechtbank dan ook voor haar rekening. Het voorgaande betekent dat de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunt ziet om thans anders dan in lijn met de hoger beroepsinstanties te oordelen.
7. Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat sprake is van een inbreuk op de door artikel 1 van het Eerste Protocol in verbinding met artikel 14 van het EVRM geboden bescherming van eigendom, wijst de rechtbank op hetgeen zij heeft geoordeeld in de uitspraak van 25 september 2013 met betrekking tot de echtgenoot van eiseres:
(..)“Al aangenomen dat sprake is van een possession in de zin van artikel 1 van het eerste Protocol van het EVRM, oordeelt de rechtbank dat de uitsluiting steunt op een wettelijke grondslag en een legitiem doel dient. Van een individuele en buitensporige last in de zin van de rechtspraak van het EHRM acht de rechtbank hier geen sprake, nu eiser naast het voordeel dat hij genoot van voorrechten en immuniteiten uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij het [werkgever 1] en het [werkgever 2], geen premie heeft hoeven betalen aan het United Nations Pension Fund, was vrijgesteld van verplichte bijdragen aan het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel en aanspraak maakt op een zogeheten aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) vanuit de Wet werk en bijstand.” (..)
De rechtbank onderschrijft dit eerder door deze rechtbank gegeven oordeel.
8. Het ter zitting door eiseres gehouden betoog dat de korting op het AOW-pensioen van eiseres strijd oplevert met artikel 8 van het EVRM, omdat zij - kort gezegd - door de korting op het AOW-pensioen beboet wordt voor haar keuze om destijds niet de arbeidsmarkt te betreden, volgt de rechtbank niet. De rechtbank overweegt daartoe dat het voor een geslaagd beroep op schending van artikel 8 van het EVRM het noodzakelijk is dat door verweerders besluitvorming een inbreuk wordt gemaakt op het ongestoorde recht op gezins- en privéleven. Nog daargelaten dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is, merkt de rechtbank op dat eiseres geenszins wordt beboet. Er is slechts een gerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen personen die wel verzekerd zijn en die dat op grond van de eerder genoemde Zetelovereenkomsten niet zijn.
9. Verweerder heeft gelet op het vorenstaande terecht een korting van 36% toegepast op het AOW-pensioen van eiseres wegens 18 niet-verzekerde jaren.
10. Het beroep van eiseres is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.