2.In beroep heeft eiser aangevoerd dat de korting die verweerder toepast op zijn AOW-pensioen, voor zover die ziet op de periode dat hij werkzaam was voor het SCSL, onjuist is, omdat het SCSL zich nooit heeft aangesloten bij het pensioenfonds van de Verenigde Naties en zelf geen pensioenvoorziening heeft. Eiser meent dat de ICTY-Zetel-overeenkomst niet verplicht tot uitsluiting van eiser van de verplichte AOW-verzekering. Eiser heeft als tweede beroepsgrond aangevoerd dat hij het oneens is met de korting die hij op zijn toeslag krijgt voor de niet-verzekerde jaren van zijn echtgenote. Eiser meent dat de uitsluiting van de verzekering van zijn echtgenote een ontoelaatbaar conflict oplevert met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR).
3.1Ingevolge artikel 6, eerste lid, AOW is verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet degene die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en ingezetene is dan wel degene die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.
3.2Ingevolge artikel 13, eerste lid, van het van het op basis van artikel 6, derde lid, AOW berustende Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 (KB 164) is niet verzekerd ingevolge de volksverzekeringen degene, die in dienst is van een volkenrechtelijke organisatie, uitsluitend arbeid verricht uit hoofde van de dienstbetrekking en op wie de sociale verzekeringsregeling van die organisatie van toepassing is.
3.3Het derde lid van artikel 13 van KB 164 bepaalt dat niet verzekerd ingevolge de volksverzekeringen zijn de echtgenoot, kinderen en inwonende overige gezinsleden van de in het eerste lid genoemde persoon, tenzij in Nederland arbeid verrichten of een Nederlandse sociale verzekeringsuitkering ontvangen.
3.4Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746) is niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen de persoon die in dienst is van een volkenrechtelijke organisatie en op wie de regeling inzake sociale zekerheid van die organisatie van toepassing is, tenzij hij in Nederland arbeid verricht anders dan uit hoofde van de vorenbedoelde dienstbetrekking.
3.5Het derde lid van artikel 14 van KB 746 bepaalt dat de in Nederland wonende echtgenoot, kinderen en overige inwonende gezinsleden niet verzekerd zijn op grond van de volksverzekeringen indien de zetelovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de volkenrechtelijke organisatie zulks bepaalt, tenzij zij in Nederland arbeid verrichten dan wel een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering ontvangen.
3.6Artikel XXVII van de Zetelovereenkomst inzake het ICTY tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties (VN) van 29 juli 1994, Trb. 1994, 189, luidt als volgt:
1) Officials of the Tribunal are subject to the United Nations Staff Regulations and Rules and, if they have an appointment of six months' duration or more, become participants in the United Nations Pension Fund. Accordingly, such officials shall be exempt from all compulsory contributions to the Netherlands social security organizations.
Consequently, they shall not be covered against the risks described in the Netherlands social security regulations.
2) The provisions of paragraph 1 above shall apply mutatis mutandis to the members of the family forming part of the household of the persons referred to in paragraph one above, unless they are employed or self-employed in the host country or receive Netherlands social security benefits.
De korting op het AOW-pensioen van eiser op grond van de niet-verzekerde periode van 16 april 2007 tot en met 27 januari 2010.
4.1Partijen verschillen er niet over van mening, en ook de rechtbank aanvaardt als uitgangspunt, dat blijkens het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het SCSL van 19 juni 2006, Trb. 2006, 131, de ICTY-Zetelovereenkomst van overeenkomstige toepassing is verklaard. De rechtbank leidt hieruit af dat artikel XXVII van de ICTY-Zetel-overeenkomst direct op eiser, gelet op zijn hoedanigheid van functionaris van het SCSL gedurende de periode van 16 april 2007 tot en met 27 januari 2010, van toepassing is.
4.2De rechtbank stelt vast dat artikel XXVII, eerste lid, van de ICTY-Zetelovereen-komst voorschrijft dat functionarissen van het ICTY, die een dienstverband van meer dan zes maanden zijn aangegaan, deelnemer worden in het pensioenfonds van de Verenigde Naties en dienovereenkomstig zijn uitgesloten van premieplicht ten behoeve van het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel. Als gevolg daarvan, zo luidt de tweede volzin van het eerste lid van artikel XXVII van de ICTY-Zetelovereenkomst, zijn deze functionarissen niet verzekerd krachtens het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel. De hierboven onder 3.4 weergegeven bepaling van artikel 14 van het KB 746, inclusief de artikelsgewijze toelichting, sluit daarbij volledig aan.
4.3Uit deze bepaling van artikel XXVII van de ICTY-Zetelovereenkomst volgt naar het oordeel van de rechtbank dat eiser, als functionaris van het SCSL, gedurende het hier aan de orde zijnde tijdvak is uitgesloten van de verplichting tot premiebetaling krachtens het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel, alsmede van de daaraan gekoppelde verplichte verzekering. Artikel XXVII van de ICTY-Zetelovereenkomst voorziet, anders dan eiser meent, wel in een verdragsrechtelijke verplichting tot uitsluiting van zowel premie- als verzekeringsplicht en gaat uit de van de exclusiviteit van het sociale zekerheidsstelsel van het United Nations Pension Fund. Dat het SCSL, kennelijk vanwege de beperkte duur van haar bestaan, zich nimmer daadwerkelijk heeft aangesloten bij het United Nations Pension Fund, doet aan de dwingendrechtelijke redactie van de verdragsbepaling van artikel XXVII van de ICTY-Zetelovereenkomst niet af.
4.4Met betrekking tot het beroep van eiser op de uitspraak van 6 februari 2013 van deze rechtbank, gepubliceerd in ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ1830 overweegt de rechtbank dat in de in die uitspraak beoordeelde zaak het juridisch kader wordt beheerst door de Zetelovereenkomst tussen de Nederlandse Staat en het Iran-United States Claims Tribunal (IUSCT), waarin de uitsluiting van de Nederlandse premie- en verzekeringsplicht afhankelijk is gesteld van de aanwezigheid van een gelijkwaardige dekking (“comparable coverage”). Nu in die zaak, anders dan in de onderhavige, van exclusiviteit van de regeling van het United Nations Pension Fund geen sprake is, slaagt dit beroep niet. 4.5Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht een korting heeft toegepast op eisers AOW-pensioen op grond van zijn niet-verzekerde periode van 26 april 2007 tot en met 25 januari 2010.
De korting op de toeslag van het AOW-pensioen van eiser op grond van de niet-verzekerde periode van 12 december 1995 tot en met 27 januari 2010 van zijn echtgenote.
5.1De rechtbank stelt vast dat de echtgenote van eiser gedurende de periode van eisers werkzaamheden voor het ICTY en aansluitend voor het SCSL van 12 december 1995 tot en met 27 januari 2010 als inwonend gezinslid van eiser is aan te merken en dat zij in die periode niet in Nederland arbeid heeft verricht of een Nederlandse sociale verzekerings-uitkering heeft ontvangen.
5.2Aangezien het tweede lid van artikel XXVII van de ICTY-Zetelovereenkomst het eerste lid van overeenkomstige toepassing verklaart op de niet-werkende inwonende gezins-leden van de ICTY- en de SCSL-functionaris, geldt hetgeen de rechtbank hiervoor in rechts-overwegingen 4.3 en 4.4. heeft overwogen ook voor de echtgenote van eiser. Nationaal-rechtelijk bezien wijkt artikel 13, derde lid, van het KB 164 als uitvoeringsbepaling niet af van artikel XXVII, tweede lid, van de ICTY-Zetelovereenkomst. Dit oordeel van de rechtbank vindt bevestiging in de uitspraak van 13 augustus 2012 van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), gepubliceerd in ECLI:NL:CRVB:2012:BX3783, waarin, net als in deze zaak, aan de orde was de uitsluiting van AOW-verzekering van een niet-werkend inwonend gezinslid van een ICTY-functionaris. Het beroep van de betrokkene is door de CRvB ongegrond verklaard. 5.3Ten aanzien van het beroep van eiser op de discriminatieverboden van artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het IVBPR overweegt de rechtbank in het voetspoor van de CRvB dat voor het gemaakte onderscheid naar status een redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat. De rechtbank verwijst naar hetgeen de CRvB ter zake heeft overwogen. Het beroep van eiser op het arrest Wessels-Bergervoet van 4 juni 2002 van het Europese Hof van de Rechten van de Mens slaagt evenmin. Al aangenomen dat sprake is van een possession in de zin van artikel 1 van het eerste Protocol van het EVRM, oordeelt de rechtbank dat de uitsluiting steunt op een wettelijke grondslag en een legitiem doel dient. Van een individuele en buitensporige last in de zin van de rechtspraak van het EHRM acht de rechtbank hier geen sprake, nu eiser naast het voordeel dat hij genoot van voorrechten en immuniteiten uit hoofde van zijn dienstbetrekking bij het ICTY en het SCSL, geen premie heeft hoeven betalen aan het United Nations Pension Fund, was vrijgesteld van verplichte bijdragen aan het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel en aanspraak maakt op een zogeheten aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) vanuit de Wet werk en bijstand.
5.4Verweerder heeft daarom terecht een korting toegepast op de toeslag van eisers AOW-pensioen wegens de niet-verzekerde jaren van zijn echtgenote van 12 december 1995 tot en met 27 januari 2010.