ECLI:NL:RBDHA:2015:5415
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Armeense nationaliteit en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-regeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag van een Armeense vrouw en haar dochter. De asielaanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-regeling. Eiseres had op 22 april 2015 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op haar beroep was beslist.
Tijdens de zitting op 7 mei 2015 werd het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat onmiddellijk op het beroep kon worden beslist. De rechter overwoog dat Italië, als verantwoordelijk land, garanties moest bieden dat eiseres en haar dochter op een geschikte locatie zouden worden opgevangen en dat zij bij elkaar zouden blijven. De voorzieningenrechter stelde vast dat de door Italië gegeven garanties onvoldoende waren om te waarborgen dat aan deze voorwaarden werd voldaan, vooral gezien de kwetsbaarheid van eiseres en haar dochter.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de overdracht aan Italië een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zou opleveren, zolang er geen specifieke garanties waren dat het gezin na overdracht bijeen zou blijven en op een geschikte locatie zou worden ondergebracht. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en de staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij de overdracht van asielzoekers binnen de Dublin-regeling, vooral voor kwetsbare groepen.