ECLI:NL:RBDHA:2015:4406
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in belastingzaak; verzoeker voelt zich onbegrepen en stelt vooringenomenheid vast
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 26 februari 2015 een verzoek tot wraking behandeld van een rechter in een belastingzaak. De verzoeker, woonachtig in België, had een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. T.A. de Hek, rechter in de rechtbank Den Haag, omdat hij zich niet begrepen voelde en meende dat de rechter niet op de hoogte was van relevante jurisprudentie. Het geschil betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. Tijdens een mondelinge behandeling op 11 februari 2015 waren beide partijen aanwezig, maar de rechter heeft op het wrakingsverzoek schriftelijk gereageerd en is niet ter zitting verschenen.
De verzoeker heeft zijn ongenoegen geuit over de gang van zaken en heeft meerdere brieven gestuurd waarin hij zijn standpunt verder toelichtte. Hij heeft onder andere aangegeven dat hij een document van de Centrale Raad van Beroep wilde overleggen, maar dat de rechter dit weigerde. De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid van de rechter aanwezig was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter zijn procesbeslissingen niet als wrakingsgrond kunnen dienen en dat de verzoeker in het verleden al meerdere malen vergeefse wrakingsverzoeken heeft ingediend.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en een wrakingsverbod opgelegd aan de verzoeker, omdat zijn verzoeken als misbruik van het wrakingsmiddel werden beschouwd. De beslissing om het proces in de hoofdzaak voort te zetten werd ook genomen, waarbij werd bepaald dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zou worden genomen.