Uitspraak
Rechtbank den haag
[X] Ínşaat Ve Tícaret A.Ş.,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Republiek Oezbekistan en de buitenlandse onderneming [X] Ínşaat Ve Tícaret A.Ş. De Republiek vorderde een verbod op executiemaatregelen die [X] zou willen treffen op basis van arbitrale vonnissen, waarin de Republiek niet als partij was genoemd. De rechtbank oordeelde dat het aan [X] was om aan te tonen dat de RRA, de partij genoemd in de arbitrale vonnissen, een onderdeel van de Republiek was. De voorzieningenrechter verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het geschil in reconventie, omdat er geen rechtsmacht was van de Nederlandse rechter over de RRA. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de Republiek in conventie toewijsbaar was, omdat er een dreiging bestond dat [X] executiemaatregelen zou treffen. De voorzieningenrechter legde een dwangsom op van € 5.000.000,- per schending van het verbod en € 500.000,- voor elke dag dat de schending voortduurt, met een maximum van € 22.500.000,-. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van de Republiek begroot op € 1.506,84.