ECLI:NL:RBDHA:2015:4132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
AWB 15 - 5401_
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Italië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoekster, een Syrische vrouw, heeft samen met haar minderjarige kind een beroep gedaan op het Tarakhel-arrest, waarin wordt gesteld dat er concrete garanties van de Italiaanse autoriteiten moeten zijn voor een veilige opvang bij aankomst in Italië. Verweerder, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, heeft in zijn besluit van 13 maart 2015 de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning afgewezen, met het argument dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij wordt uitgezet tot vier weken na de uitspraak op het beroep.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten op 9 februari 2015 een algemene garantie hebben gegeven, maar dat deze garantie niet specifiek genoeg is voor verzoekster en haar kind. Er is geen bewijs dat de Italiaanse autoriteiten individuele garanties hebben verstrekt die voldoen aan de eisen van het Tarakhel-arrest. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder het besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd dat er voldoende garanties zijn voor de opvang van verzoekster en haar kind in Italië. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoekster niet aan Italië mag worden overgedragen totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.

De uitspraak benadrukt het belang van individuele garanties voor kwetsbare asielzoekers en de noodzaak voor de overheid om zorgvuldigheid in acht te nemen bij de beoordeling van asielaanvragen, vooral in het licht van internationale verplichtingen onder het EVRM.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/5401

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 april 2015 in de zaak tussen

[verzoekster],

geboren op [geboortedatum 1], verzoekster,
mede namens haar minderjarige kind
[naam kind],
geboren op [geboortedatum 2],
beiden van Syrische nationaliteit,
(gemachtigde: mr. M.J.M. Melchers, advocaat te Utrecht),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
(gemachtigde: mr. J.M. Sidler, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt verweerder te verbieden haar uit te zetten tot vier weken nadat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
Verweerder heeft op 31 maart 2015 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2015. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, afgewezen, indien een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval is van toepassing Verordening (EG) 604/2013 van de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: de Verordening).
Uit Eurodac is gebleken dat verzoekster de buitengrens van de lidstaten op illegale wijze heeft overschreden en in Italië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Gelet daarop, heeft verweerder Italië op 2 oktober 2014 om terugname verzocht op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening.
Italië heeft niet tijdig gereageerd op het terugnameverzoek. Op grond van artikel 25, tweede lid, van de Verordening staat dit gelijk aan aanvaarding van het terugnameverzoek.
4. Ter zitting heeft verzoekster onder verwijzing naar een rapport van Associazione Studi Giuridici sull’Immigrazione (ASGI), ‘Il sistema Dublino e l’Italia: un rapporto in bilico’ en de door Vluchtelingenwerk Nederland van dit rapport gemaakte samenvatting ‘Highlights rapport ASGI’ van 20 maart 2015, eerstens betoogd dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat overdracht van verzoekster aan Italië reeds daarom een schending oplevert van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4.1
Verweerder heeft ter zitting primair het standpunt ingenomen dat dit betoog niet bij de beoordeling van het geschil kan worden betrokken nu verzoekster eerst ter zitting deze beroepsgrond formuleert en verweerder daarop niet adequaat kan reageren. Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat uit de samenvatting blijkt dat het rapport ziet op terugkeerders naar Rome en niet op Dublin-claimanten als bedoeld in Tarakahel.
4.2
De voorzieningenrechter volgt niet verweerders primaire standpunt dat de eerst ter zitting naar voren gebrachte beroepsgrond dat in Italië sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en dat overdracht van verzoekster aan Italië schending zal opleveren van artikel 3 EVRM wegens strijd met de goede procesorde niet in de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening betrokken kan worden. Daartoe is redengevend dat verzoekster reeds in de aanvullende gronden van beroep van 31 maart 2015 heeft verwezen naar het ASGI-rapport en de samenvatting daarvan heeft ingebracht ter onderbouwing van haar beroep op het arrest Tarakhel en verweerder, blijkens zijn reactie, heeft kennisgenomen van de inhoud van de samenvatting van het rapport.
4.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster met de verwijzing naar het in het Italiaans opgestelde rapport van ASGI en de door Vluchtelingenwerk Nederland daarvan gemaakte samenvatting niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het betoog dat het (niet overgelegde) onvertaalde rapport nog niet door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de Afdeling betrokken is, is daarvoor onvoldoende. Niet aannemelijk is daarmee immers gemaakt dat sprake is van wezenlijk andere informatie dan reeds door het EHRM en de Afdeling beoordeeld is.
5. Voorts doet verzoekster een beroep op het arrest van het EHRM in de zaak Tarakhel vs. Zwitserland (zaaknr 29217/12) en voert aan dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit de concrete garantie van de Italiaanse autoriteiten moet hebben dat verzoekster en haar minderjarige kind bij aankomst in Italië zullen worden opgevangen in een faciliteit passend en geschikt voor kinderen. De algemene garantie van 9 februari 2015, waarnaar verweerder verwijst, is onvoldoende om te voldoen aan hetgeen het EHRM bepaald heeft in het arrest Tarakhel. Verzoekster heeft voorts aangevoerd dat de Italiaanse autoriteiten niet in staat (zullen) zijn specifieke garanties als bedoeld in het Tarakhel-arrest te verstrekken, waardoor bij overdracht van verzoekster sprake zal zijn van strijd met artikel 3 EVRM. Ter onderbouwing hiervan verwijst verzoekster naar het ASGI-rapport.
5.1
In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat voldaan is aan de voorwaarden die het EHRM in het arrest Tarakhel gesteld heeft. Daartoe is verwezen naar een per email van de Italiaanse autoriteiten ontvangen brief van 9 februari 2015, afkomstig van het ministerie van Binnenlandse Zaken, gericht aan verweerder, waarin - onder verwijzing naar het arrest Tarakhel - is vermeld dat de minister van Binnenlandse Zaken garandeert dat alle gezinnen met minderjarige kinderen, die in het kader van Dublin aan Italië worden overgedragen, bij elkaar zullen blijven en zullen worden ondergebracht in opvangcentra passend voor gezinnen met minderjarige kinderen.
5.2 In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat deze door de Italiaanse autoriteiten gegeven garantie van 9 februari 2015 aangaande gezinnen met kinderen voldoende moet worden geacht. Verweerder merkt in dit kader op dat uit de afgegeven garantie weliswaar niet blijkt in welke opvangvoorziening en waar verzoekster na overdracht zal worden ondergebracht, maar dat de Italiaanse autoriteiten zich wel hebben vastgelegd op het bieden van opvang, dat gezinnen bijeen zullen worden gehouden en dat de faciliteiten van de opvang zullen zijn afgestemd op hun specifieke behoeften. Daarnaast benadrukt verweerder dat pas bij de feitelijke overdracht moet zijn voldaan aan de vereisten uit het Tarakhel-arrest. Teneinde dit te kunnen bewerkstelligen zal verweerder de Italiaanse autoriteiten, in overeenstemming met het bepaalde in de Verordening, zo veel mogelijk op de hoogte stellen van de bijzondere belangen (medische situatie, specifieke kwetsbaarheden) van verzoekster en haar minderjarige kind, zodat Italië de vereiste garanties onmiddellijk voorafgaand aan de overdracht nader kan invullen. Niet op voorhand is gebleken dat de Italiaanse autoriteiten in het geval van verzoekster niet in staat zijn om in overeenstemming met de vereisten uit het Tarakhel-arrest voldoende specifieke garanties te verstrekken. Naar de mening van verweerder heeft verzoekster geen concrete aanknopingspunten aangedragen om te concluderen dat in haar geval op het moment van de feitelijke overdracht dergelijke garanties zullen ontbreken. Bovendien zegt verweerder toe dat op het moment dat (voldoende) garanties, die zien op de specifieke situatie van verzoekster, uitblijven, niet tot overdracht zal worden overgegaan. Tot slot wijst verweerder op de mogelijkheid dat verzoekster desnoods ook rechtsmiddelen kan aanwenden tegen de feitelijke overdracht in het geval zij van mening is dat voldoende garanties ontbreken. Verweerder verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 13 maart 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:2739) en een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 5 februari 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:1193).
5.3
Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat hij de Italiaanse autoriteiten, met het oog op de voorgenomen overdracht op 9 april 2015, op 26 maart 2015 geïnformeerd heeft over de bijzondere belangen van verzoekster en haar zoon en hen verzocht heeft te laten weten in welke opvangvoorziening verzoekster en haar zoon na overdracht zullen worden ondergebracht, alsmede naar welk vliegveld zij moeten reizen.
Verweerder heeft desgevraagd aangegeven nog geen reactie te hebben ontvangen van de Italiaanse autoriteiten.
5.4
De brief van de Italiaanse autoriteiten van 9 februari 2015 luidt als volgt:

The Italian Ministry of Interior hereby guarantees that all the families with minors, upon their transfer to Italy in accordance with the Dublin Regulation, will be kept together and accommodated in a facility in which the reception conditions are adapted to the family and to the age of the children. In order to ensure the best accommodation of the applicants, You are requested to inform us, at least 15 days before the supposed transfer will take place, so that Italy will communicate you the specific accommodation facility for the family group and the airport of arrival. Please, indicate also in your communication that you need the specific guarantees according to the Tarakhel Judgement, by highlighting it in the transmission.
5.5
De voorzieningenrechter stelt vast dat uit voormelde brief niet blijkt dat de daarin gegeven algemene garantie ook ziet op verzoekster en haar zoon. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat verzoekster en haar minderjarige zoon niet vermeld staan op de in bezit van verweerder zijnde lijst van de Italiaanse autoriteiten, waarop de namen en/of zogenaamde V-nummers van vreemdelingen staan, ten aanzien waarvan is toegezegd dat voor hen de algemene garantie, als gegeven in de brief van 9 februari 2015, geldt. Evenmin heeft verweerder andere informatie van de Italiaanse autoriteiten overgelegd, waaruit blijkt dat ten aanzien van verzoekster en haar zoon de garanties als bedoeld in het arrest Tarakhel zullen kunnen worden afgegeven. Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet voorafgaand aan het bestreden besluit heeft onderzocht of ten aanzien van verzoekster en haar zoon individuele garanties zullen kunnen worden gegeven dat aan hen passende opvang wordt geboden en dat zij bij elkaar zullen worden gehouden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder daarmee het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en voorts zijn standpunt, dat voldoende garanties zijn geboden ten aanzien van verzoekster en haar zoon, niet draagkrachtig heeft gemotiveerd. Ten tijde van het bestreden besluit was immers nog geen op verzoekster en haar zoon betrekking hebbende garantie gegeven dat passende opvang voorhanden is in Italië en dat zij bij elkaar zullen worden gehouden.
Voor zover verweerder betoogd heeft dat een dergelijke garantie eerst ten tijde van de overdracht voorhanden dient te zijn, volgt de voorzieningenrechter hem niet. In deze procedure ligt ter beoordeling voor de vraag of de overdracht van verzoekster strijd oplevert met artikel 3 EVRM in verband met haar specifieke kwetsbaarheden. Voor deze beoordeling is doorslaggevend of de Italiaanse autoriteiten, middels het geven van garanties dat verzoekster en haar zoon opvang zullen krijgen in een opvangvoorziening die passend is voor hun situatie, een dergelijke situatie ten aanzien van verzoekster kunnen uitsluiten.
5.5.1
Dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit, zoals door verzoekster betoogd, ook dient te beschikken over verdergaande garanties met betrekking tot de specifieke opvanglocatie en de luchthaven, volgt de voorzieningenrechter overigens niet. Zij begrijpt uit de brief van de Italiaanse autoriteiten en verweerders toelichting dat verdergaande garanties eerst gegeven kunnen worden kort voor de feitelijke overdracht. Met een op de vreemdeling betrekking hebbende algemene garantie en de toezegging van verweerder dat overdracht niet plaatsvindt als de verdergaande garanties onvoldoende zijn, zou naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de voorliggende procedure sprake zijn van voldoende garanties. De voorzieningenrechter merkt daarbij nog op dat tegen de daadwerkelijke overdracht nog rechtsmiddelen openstaan, waarbij de nader verleende informatie/garanties ter discussie kunnen worden gesteld.
5.6
Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 5.5 is overwogen, heeft het beroep een redelijke kans van slagen en bestaat redelijke kans dat het bestreden besluit vernietigd zal worden. Nu, zoals ter zitting is gebleken, de Italiaanse autoriteiten nog niet gereageerd hebben op het verzoek van verweerder om garanties te verstrekken, is thans onvoldoende informatie voorhanden om te beoordelen of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten. Bij deze stand van zaken dient het belang van verzoekster bij toewijzing van het verzoek om haar overdracht te beletten totdat op het beroep is beslist, zwaarder te wegen dan het belang van verweerder bij de afwijzing van het verzoek.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe.
7. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoekster heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 980,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoekster over te dragen aan Italië tot vier weken nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 980,- te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries-van den Heuvel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 april 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.