ECLI:NL:RBDHA:2015:3529

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
30 maart 2015
Zaaknummer
C-09-457827 - HA ZA 14-67
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake merkinbreuk en onrechtmatige handelingen door Seva Trading B.V. ten aanzien van Bacardi-merken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben Bacardi and Company Limited en Bacardi-Martini B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als "Bacardi c.s.") een vordering ingesteld tegen Seva Trading B.V. ("Seva") wegens merkinbreuk en onrechtmatige handelingen. De rechtbank heeft op 1 april 2015 vonnis gewezen in de hoofdzaak en het incident. Bacardi c.s. stelt dat Seva inbreuk heeft gemaakt op hun merkrechten door Bacardi-producten aan te bieden en te verkopen zonder toestemming, en dat Seva onrechtmatig heeft gehandeld door gebruik te maken van Bacardi-merken in zakelijke documenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat Bacardi c.s. houdster is van verschillende merken, waaronder BACARDI en BOMBAY SAPPHIRE, en dat Seva deze producten heeft verhandeld zonder de juiste douanestatus, wat leidt tot merkinbreuk. De rechtbank heeft de vorderingen van Bacardi c.s. in beginsel toewijsbaar geacht, maar heeft ook de mogelijkheid van tegenbewijs door Seva toegestaan. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en voor prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU. De rechtbank heeft de bevoegdheid om kennis te nemen van de vorderingen bevestigd, zowel op basis van de EU-regelgeving als het nationale recht. De beslissing over de proceskosten en de reconventionele vordering van Seva is aangehouden tot een later moment.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/457827 / HA ZA 14-67
Vonnis van 1 april 2015
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
BACARDI AND COMPANY LIMITED,
gevestigd te Vaduz, Liechtenstein,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BACARDI-MARTINI B.V.,
gevestigd te Gouda,
eiseressen in de hoofdzaak in conventie,
verweersters in de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie, eiseressen in het incident in conventie,
advocaat: mr. N.W. Mulder te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SEVA TRADING B.V.,
gevestigd te Roermond,
gedaagde in de hoofdzaak in conventie,
eiseres in de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie,
verweerster in het incident in conventie,
advocaat: mr. M. Tsoutsanis te Leiden.
Partijen zullen hierna enerzijds “Bacardi” en “Bacardi NL” en anderzijds “Seva” genoemd worden. Bacardi en Bacardi NL worden gezamenlijk ook aangeduid als “Bacardi c.s.”.
Voor Bacardi c.s. is de zaak behandeld door de advocaat voornoemd en mr. L.H. Smit, advocaat te Amsterdam. Voor Seva is de zaak behandeld door de advocaat voornoemd en mr. P. Wezelenburg, advocaat te Leiden.

1.De procedure in conventie en reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident van 27 augustus 2014;
  • het vonnis van 8 oktober 2014 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de akte zijdens Seva gedateerd 19 januari 2015, met productie 5 (nader proceskostenoverzicht);
  • de conclusie provisionele vordering tot inzage van bescheiden ex art. 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) jo. 1019a Rv en artikel 2.22 lid 4 en lid 5 Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) (BVIE) tevens houdende akte overlegging producties, gedateerd 3 februari 2015 zijdens Bacardi c.s., met producties 12 tot en met 14;
  • de fax van 23 januari 2015 van mr. Wezelenburg namens Seva;
  • de akte zijdens Seva, gedateerd 2 februari 2015, met productie 6 (definitief proceskostenoverzicht);
  • de fax van 2 februari 2015 zijdens Bacardi c.s. met daarin een proceskostenoverzicht over de periode 17 september 2014 tot en met 3 februari 2015;
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 februari 2015, en de daaraan gehechte pleitaantekeningen zijdens Bacardi c.s., respectievelijk Seva.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Bacardi c.s. is een onderneming die zich bezighoudt met de productie, verkoop en marketing van (alcoholhoudende) dranken, waaronder Martini (vermout), Bacardi (rum), Dewar’s (whisky), Bombay Sapphire (gin) en Grey Goose (wodka). Bacardi NL is distributeur en licentieneemster ten aanzien van de producten en merken van Bacardi.
2.2.
Bacardi is houdster van de volgende merken (hierna: de Bacardi-merken):
het Gemeenschapswoordmerk BACARDI, aangevraagd op 1 april 1996 en geregistreerd op 25 april 1998 onder nummer 123240 voor waren in de klassen 25, 30, 32 en 33 (onder meer alcoholhoudende dranken);
het Benelux-woordmerk BACARDI, met een beroep op voorgebruik sinds 1933, gedeponeerd op 6 oktober 1971 en ingeschreven onder nummer 64893 voor waren in klassen 14, 25, 32 en 33 (onder meer alcoholhoudende dranken);
het Gemeenschapswoordmerk BOMBAY SAPPHIRE, aangevraagd op 23 juli 1998 en geregistreerd op 19 november 1999 onder nummer 885897 voor waren in klasse 33 (onder meer alcoholhoudende dranken);
het Benelux-woordmerk BOMBAY SAPPHIRE, gedeponeerd op 29 maart 1989 en ingeschreven onder nummer 457993 voor waren in klasse 33 (onder meer alcoholhoudende dranken);
het Gemeenschapswoordmerk DEWAR’S, aangevraagd op 21 maart 2003 en geregistreerd op 29 oktober 2004 onder nummer 3117256 voor waren in klasse 33 (onder meer alcoholhoudende dranken);
het Benelux-woordmerk DEWAR’S, gedeponeerd op 29 april 1981 en ingeschreven onder nummer 372946 voor waren in klasse 33 (onder meer alcoholhoudende dranken);
het Gemeenschapswoordmerk GREY GOOSE, aangevraagd op 4 november 1996 en geregistreerd op 30 oktober 1998 onder nummer 363374 voor waren in klasse 33 (onder meer alcoholhoudende dranken).
2.3.
Seva drijft een groothandel in (gedistilleerde) dranken. De heer[A] (hierna: [A]) is, middels een beheersmaatschappij, directeur van Seva.
2.4.
Tussen de heren [A] en de heer [B], handelend onder de naam Sanminez (hierna: [B]) zijn de volgende emails gewisseld:
2.5.
Seva heeft medio juni 2009 740 dozen (à 12 stuks) Bacardi Carta Blanca aan [B] verkocht (zie de Pro Forma Invoice en Release Order hieronder).
De Pro Forma Invoice is hieronder gedeeltelijk afgebeeld
De Release Order van de logistiek dienstverlener NBK Group is hieronder gedeeltelijk afgebeeld
Deze partij is vervolgens door de firma [C] onder een accijnsschorsingsregeling gebracht, waardoor de partij de zogeheten AGD (
Administratief
Geleide
Document) of AGP (
Accijns
Goederen
Plaats) -status heeft gekregen (hierna: AGD), en op die status afgeleverd aan [D] drankenhandel te Groningen (hierna: [D]).
2.6.
Bij vonnis van 14 november 2012 in de zaak met zaaknummer / rolnummer 392818 / HA ZA 11-1335 tussen Bacardi en [B] heeft de rechtbank [B] een verbod van merkinbreuk opgelegd met nevenvorderingen, waaronder het doen van opgave betreffende (onder meer) de leveranciers van de producten waarmee hij inbreuk heeft gemaakt. Deze opgave heeft onder meer een prijslijst opgeleverd, voorzien van het logo van Seva Trading als briefhoofd, getiteld “Stock July 2009”, met onder meer de volgende om
schrijvingen:
2.7.
Op 1 augustus 2013 heeft Bacardi c.s. conservatoir beslag tot afgifte doen leggen op (beweerdelijk inbreukmakende) Bacardi-producten onder Seva en andere Seva-vennootschappen op basis van een verlof van de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 24 juli 2013. Dit beslag heeft geen doel getroffen.
2.8.
Op 8 augustus 2013 heeft Bacardi c.s. conservatoir bewijsbeslag onder Seva op digitale en fysieke bescheiden doen leggen met aanstelling van een gerechtelijk bewaarder op basis van een verlof van de Voorzieningenrechter in de Rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 25 juli 2013. Dit beslag heeft doel getroffen.

3.De vorderingen en het verweer

In het incident in conventie

3.1.
Bij conclusie van 3 februari 2015 heeft Bacardi c.s. een provisionele vordering ex artikel 843a Rv juncto artikel 1019a Rv en artikel 2.22 lid 4 en 5 BVIE ingesteld tot inzage in de op 8 augustus 2013 in de door het bewijsbeslag getroffen bescheiden. Zij vordert - zakelijk weergegeven - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat Seva en haar bewaarder wordt bevolen de advocaten van Bacardi c.s. op hun eerste verzoek inzage in deze bescheiden te geven ter uitvoering van een onderzoek of deze bescheiden het vermoeden ondersteunen dat Seva merkinbreuk pleegt althans onrechtmatig handelt, althans daarbij betrokken is geweest, alles op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Seva in de (volledige) proceskosten.
3.2.
Seva heeft voorafgaand aan de comparitie bezwaar gemaakt tegen de conclusie van 3 februari 2015 van Bacardi c.s. als zijnde in strijd met de goede procesorde. De artikel 843a Rv-vordering van Bacardi c.s. is bij vonnis in het incident van 27 augustus 2014 reeds afgewezen, zodat het andermaal instellen daarvan neerkomt op een verkapt hoger beroep. Bovendien leidt het in een dergelijk laat stadium instellen van deze vordering tot onredelijke vertraging van de hoofdzaak, aldus Seva.
In de hoofdzaak in conventie
3.3.
Bacardi c.s. stelt in de hoofdzaak een aantal vorderingen in met betrekking tot “Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten”. Bacardi c.s. definieert deze producten - verkort weergegeven - als volgt:
Alle door en/of ten behoeve van Seva ingekochte, geleverd gekregen, (al dan niet door derden voor Seva) in voorraad gehouden, aangeboden, verkochte en/of geleverde Bacardi-producten:
( i) waarvan door Seva niet wordt aangetoond dat
(a) zij door of met toestemming van Bacardi c.s. in de Europese Economische Ruimte (hierna: EER) in het verkeer zijn gebracht, of
(b) dat zij uitsluitend de douanestatus T1 hebben gehad; of
(ii) die de douanestatus T1 hebben en waarbij is voldaan aan het criterium uit het arrest HvJEG 18 oktober 2005, IEPT 20051018 (Class International); of
(iii) waarvan de productcodes zijn verwijderd, ongeacht de douanestatus van deze
producten”.
3.4.
Bacardi c.s. vordert - samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • I) Seva te veroordelen iedere inbreuk in de Europese Unie (hierna: EU) op de Bacardi-merken te staken en gestaakt te houden;
  • II) Seva te veroordelen opgave te doen aan de advocaten van Bacardi c.s. van:
( a) de leveranciers bij wie zij vanaf 14 juni 2009 Inbreukmakende en/of
Onrechtmatige Bacardi-producten heeft ingekocht;
( b) de aantallen Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten die vanaf 14 juni 2009 aan haar zijn geleverd, met vermelding van prijzen en leverdata;
( c) haar voorraad Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten;
( d) de hoeveelheid Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten die naar haar onderweg is;
( e) de afnemers aan wie Seva vanaf 14 juni 2009 Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten heeft geleverd;
( f) de aantallen Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten die aan deze afnemers zijn geleverd, met vermelding van leverdata;
( g) de hoeveelheid Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten die bij Seva is besteld maar nog niet geleverd;
( h) het totale aantal Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten dat Seva vanaf 14 juni 2009 heeft geïmporteerd, gedistribueerd, verkocht, aangeboden en in voorraad heeft gehouden of doen houden;
( i) de winst die Seva vanaf 14 juni 2009 per verkocht Inbreukmakend en/of Onrechtmatig Bacardi-product heeft gemaakt
  • III) Seva te gebieden om de Inbreukmakende en/of Onrechtmatige Bacardi-producten die zij in voorraad heeft en die naar haar onderweg zijn af te geven ter vernietiging, op kosten van Seva;
  • IV) de vorderingen onder I tot en met III toe te wijzen op straffe van verbeurte van dwangsommen;
  • V) Seva te veroordelen tot winstafdracht;
  • VI) te verklaren voor recht dat Seva aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de inbreuk door Seva op de merkrechten van Bacardi c.s., met veroordeling van Seva om de door Bacardi c.s. geleden schade te vergoeden;
  • VII) Seva te veroordelen in de overeenkomstig artikel 1019h Rv te begroten proceskosten, waaronder beslagkosten.
3.5.
Bacardi c.s. legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Seva heeft flessen alcoholhoudende dranken voorzien van een Bacardi-merk (hierna: Bacardi-producten), die niet door of met toestemming van Bacardi in de EER in het verkeer zijn gebracht (hierna: non-EU Bacardi-producten):
  • in de EU in het verkeer gebracht (onder meer ingevoerd, of daartoe een aanbod gedaan) en/of
  • aangeboden en/of verkocht aan afnemers in de EU waarbij dit aanbod noodzakelijkerwijs impliceert dat de goederen in de EU in het verkeer zullen worden gebracht, en/of
  • daartoe in voorraad gehouden,
een en ander zonder toestemming van Bacardi c.s..
Ook heeft Seva zonder toestemming van Bacardi c.s. gebruik gemaakt van de Bacardi-merken in stukken voor zakelijk gebruik.
Gelet hierop heeft Seva inbreuk gemaakt op de merkrechten van Bacardi als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub a van de Verordening (EG) 207/2009 van de Raad inzake het Gemeenschapsmerk (GMVo) en/of artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. Daarnaast heeft Seva Bacardi-producten verhandeld waarvan de productcodes waren verwijderd, hetgeen eveneens merkinbreuk vormt althans onrechtmatig is jegens Bacardi c.s..
3.6.
Seva betwist dat zij non-EU Bacardi-producten in de EU in het verkeer heeft gebracht (c.q. ingevoerd) en/of (daartoe) heeft aangeboden en/of verkocht aan afnemers in de EU waarbij dit aanbod noodzakelijkerwijs impliceert dat de goederen in de EU in het verkeer zullen worden gebracht, dan wel dat zij Bacardi-producten hiertoe in voorraad heeft gehouden. Daarnaast betwist Seva dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens Bacardi c.s.. Seva voert tevens verweer tegen de vorderingen.
In de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie
3.7.
Seva vordert - samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Bacardi c.s. te veroordelen de door Bacardi c.s. ten laste van Seva gelegde beslagen op te heffen, de beslagen fysieke bescheiden te retourneren en kopieën van digitale bescheiden te vernietigen, alles op straffe van verbeurte van dwangsommen, met veroordeling van Bacardi c.s. in de door Seva gemaakte kosten van deze procedure in reconventie ex artikel 1019h Rv. Daartoe voert Seva aan hetgeen zij in de hoofdzaak in conventie als verweer heeft gevoerd, te weten dat zij geen merkinbreuk heeft gepleegd, noch (anderszins) onrechtmatig heeft gehandeld.
3.8.
Bacardi c.s. voert geen specifiek op de reconventionele vordering gericht verweer, maar beroept zich op de door haar in de hoofdzaak in conventie aangevoerde argumenten.

4.De beoordeling

In het incident in conventie

Bevoegdheid
4.1.
Voor zover de vorderingen in het incident in conventie zijn ingesteld ter zake van gestelde inbreuk op Gemeenschapsmerken, is de rechtbank bevoegd daarvan kennis te nemen op grond van artikel 96 onder a en 97 lid 1 jo. 98 GMVo in combinatie met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk. Voor zover de vorderingen zijn ingesteld ter zake van gestelde inbreuk op Beneluxmerken, overweegt de rechtbank het volgende. In een arrest [1] heeft het gerechtshof Den Haag geoordeeld dat de bevoegdheidsregeling van de Verordening (EG) 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheden, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo (oud)) [2] , voor zover die regeling in materieel, formeel en temporeel opzicht van toepassing is, prevaleert boven het BVIE (r.o. 34 van dat arrest). Uitgaande van dit oordeel is de Nederlandse rechter internationaal bevoegd kennis te nemen van bedoelde vorderingen jegens Seva op grond van artikel 2 EEX-Vo (oud). Voor zover de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank naar aanleiding van genoemd arrest bepaald dient te worden aan de hand van het nationale recht [3] , is deze rechtbank bevoegd omdat de relatieve bevoegdheid niet is bestreden. Voor zover de relatieve bevoegdheid bepaald dient te worden aan de hand van het BVIE, is deze rechtbank bevoegd op grond van artikel 4.6 lid 4 BVIE. Voor zover de vorderingen zijn ingesteld op grond van artikel 843a juncto 1019a Rv is de Nederlandse rechter (internationaal) bevoegd daarvan kennis te nemen op grond van artikel 2 EEX-Vo (oud) nu Seva in Nederland is gevestigd. De relatieve bevoegdheid van deze rechtbank is niet bestreden.
Ontvankelijkheid
4.2.
De rechtbank interpreteert het verweer van Seva in het incident als onder meer een ontvankelijkheidsverweer. Omdat over de vordering reeds in de procedure die heeft geleid tot het vonnis in het incident van 27 augustus 2014 tussen dezelfde partijen ten gronde is beslist, kan de vordering niet nogmaals aan de rechter worden voorgelegd.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van het instellen van een zelfde vordering waarover tussen partijen reeds (ten gronde) is beslist. In het eerdere incident in deze zaak was de vordering tot inzage ex artikel 843a Rv bedoeld om de resultaten van de (provisioneel) gevorderde opgave te verifiëren en zij was dan ook afhankelijk gemaakt van die vordering. Nu laatstgenoemde vordering werd afgewezen, ontviel daarmee ook de grondslag aan toewijzing van de vordering tot inzage.
4.4.
In het onderhavige incident heeft Bacardi c.s. de vordering tot inzage als zelfstandige vordering ingesteld en met een ander doel dan de eerdere incidentele vordering. Bacardi c.s. is dus ontvankelijk in haar vordering. Wel heeft Bacardi c.s. deze vordering in een dermate laat stadium van de procedure ingesteld, dat Seva ter zitting daartegen geen verweer heeft kunnen voeren. Nu in de hoofdzaak aanhouding en bewijslevering zullen plaatsvinden en daarmee (procedurele) ruimte ontstaat voor Seva om zich (inhoudelijk) te verweren tegen de incidentele vordering, zal de zaak naar de rol worden verwezen voor conclusie van antwoord in het incident.
In de hoofdzaak in conventie
Inbreuk en/of onrechtmatige handelingen?
4.5.
De feitelijke handelingen van Seva die volgens Bacardi c.s. inbreuk maken op de Bacardi-merken, althans anderszins onrechtmatig zijn, zijn - zakelijk weergegeven - de volgende:
het aanbieden van de non-EU Bacardi-producten Bacardi Carta Blanca en Dewar’s aan [B] op status T1 waarbij dit aanbod noodzakelijkerwijs impliceert dat de producten in de EU op de markt zullen worden gebracht (hierna:
het T1-aanbod; vergelijk r.o. 2.4.; email van 14 juni 2009 (20:33));
het aanbieden van 740 dozen (à 12 stuks) van de non-EU Bacardi-producten Bacardi Carta Blanca aan [B] met het aanbod de partij op douanestatus T2 te zetten (hierna:
het T2-aanbod; vergelijk r.o. 2.4, emails van 15 juni (16:04) en 17 juni 2009);
het verkopen, medio juni 2009, van 740 dozen (à 12 stuks) van de non-EU Bacardi-producten Bacardi Carta Blanca aan [B] op douanestatus T1, waarbij deze transactie noodzakelijkerwijs impliceert dat de producten in de EU op de markt zullen worden gebracht (hierna:
de transactie; vergelijk r.o. 2.5);
het middels een prijslijst aanbieden aan [B] van:
- non-EU Bacardi-producten zonder voorbehoud wat betreft de douanestatus (Bombay Sapphire en Dewar’s);
- non-EU Bacardi-producten waarvan de productcodes verwijderd zijn (Bacardi en Dewar’s);
en het daartoe in voorraad houden van 3.864 dozen Bacardi-producten teneinde ze op inbreukmakende en/of onrechtmatige wijze te verhandelen (vergelijk r.o. 2.6);
4.6.
Bacardi c.s. heeft gesteld dat het gebruik van de Bacardi-merken in stukken voor zakelijk gebruik, zoals de prijslijst en de emails, een afzonderlijke inbreukmakende handeling is. Nu de feiten die aan deze stelling ten grondslag liggen dezelfde zijn als welke ten grondslag liggen aan de handelingen genoemd onder a. tot en met d., en het oordeel over het gebruik in zakelijke stukken (volledig) afhangt van het oordeel daarover, behoeft het gebruik in zakelijke stukken in dit verband geen afzonderlijke behandeling.
4.7.
Ten aanzien van de in r.o. 4.5. genoemde handelingen beroept Bacardi c.s. zich op Seva’s wetenschap dat [B] uitsluitend handelt in Europa, en met name in Nederland. Seva heeft dit bij gebrek aan wetenschap betwist. Nu genoemde stelling van Bacardi c.s. (vervolgens) in het geheel niet is onderbouwd, zal haar beroep op deze omstandigheid worden verworpen. Uitgangspunt is dus dat [B] zowel binnen als buiten de EU producten aanbiedt en verkoopt.
4.8.
In de stukken gebruiken partijen de termen EER, EU en Europa wanneer het gaat om de vraag of de handelingen van Seva inbreuk maken op de Bacardi-merken zonder kenbare reden uitwisselbaar. Omdat in het licht van de gestelde feiten in deze zaak het EER-grondgebied niet in beschouwing hoeft te worden genomen zal de rechtbank hierna uitsluitend spreken over het grondgebied van de EU.
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat Seva non-EU Bacardi-producten aan [B] heeft aangeboden en verhandeld. Aangezien de rechten van Bacardi ten aanzien van deze producten niet zijn uitgeput in de zin van artikel 13 GMVo, respectievelijk 2.23 lid 3 BVIE, kan Bacardi zich op grond van artikel 9 lid 1 onder a GMVo, respectievelijk 2.20 lid 1 onder a BVIE in beginsel verzetten tegen dit aanbieden en verhandelen indien daarmee gebruik wordt gemaakt van een Bacardi-merk in het economisch verkeer (in de EU). Partijen twisten over de vraag of merkgoederen die zich onder een accijnsschorsingsregeling bevinden moeten worden beschouwd als (merkenrechtelijk) ingevoerd, in die zin dat bij verhandeling daarvan gebruik van het merk wordt gemaakt in het economisch verkeer.
De merkenrechtelijke status van T1-, T2- en AGD-goederen
4.10.
Goederen die zich fysiek op het grondgebied van de EU bevinden onder een regeling extern douanevervoer of douane-entrepot (goederen met de zogeheten T1-status) zijn niet-communautaire goederen. Voor deze goederen zijn geen invoerrechten betaald en zij bevinden zich niet in het vrije verkeer (van de EU). Een merkhouder kan in beginsel niet optreden tegen het verhandelen van merkproducten op T1-status omdat deze goederen niet (merkenrechtelijk) zijn ingevoerd in die zin dat sprake is van gebruik van het merk in het economisch verkeer. Dat is anders wanneer het aanbieden en verhandelen van deze goederen ‘noodzakelijkerwijs impliceert’ dat zij in de EU in de handel zullen worden gebracht. De stelplicht en bewijslast voor een en ander berust bij de merkhouder (vergelijk ECLI:EU:C:2005:616 (
Class International)). De relevante overweging (tevens dictum) uit dat arrest luidt als volgt (hierna: het
Class-criterium):
“De begrippen „aanbieden" en „in de handel brengen" van goederen in artikel 5, lid 3, sub b, van richtlijn 89/104 en artikel 9, lid 2, sub b, van verordening nr. 40/94 kunnen mede omvatten het te koop aanbieden respectievelijk verkopen van oorspronkelijke merkgoederen die de douanestatus van niet-communautaire goederen hebben, wanneer de goederen te koop worden aangeboden en/of verkocht terwijl de goederen zijn geplaatst onder de regeling extern douanevervoer of de regeling douane-entrepot. De merkhouder kan zich ertegen verzetten dat dergelijke goederen te koop worden aangeboden of worden verkocht, wanneer dit noodzakelijkerwijs impliceert dat zij in de Gemeenschap in de handel worden gebracht.
4.11.
De douanestatus van T1-goederen kan op verzoek en onder voldoening van invoerrechten worden omgezet in de zogeheten T2-status. T2-goederen zijn communautaire goederen die zich in het vrije verkeer bevinden. Accijnsgoederen, zoals alcoholhoudende dranken en tabak, die van buiten de EU op deze wijze in het vrije verkeer worden gebracht, kunnen onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst. Om gebruik te kunnen maken van een accijnsschorsingsregeling moeten de goederen te allen tijde opgeslagen zijn in een accijnsgoederenplaats (AGP), of vervoerd worden van de ene naar de andere AGP, en zijn gedekt door een accijnsgoederendocument (AGD). De accijns is weliswaar verschuldigd op het moment dat de goederen communautair worden (T2-status krijgen), maar hoeft pas te worden voldaan op het moment van uitslag voor gebruik vanuit de laatste AGP.
4.12.
Niet in geschil is dat ongeveer 98% van de (alcoholhoudende) accijnsgoederen die de status “communautair” (T2) krijgen, gelijk onder een accijnsschorsingsregeling worden geplaatst, en dat daarom in de branche van de handel in alcoholhoudende dranken de aanduidingen T2 en AGD onderling uitwisselbaar worden gebruikt.
4.13.
De lijn van de jurisprudentie [4] van deze rechtbank is tot op heden dat merkproducten die douanerechtelijk in het vrije verkeer van goederen zijn gebracht te gelden hebben als merkenrechtelijk ingevoerd, ongeacht de vraag of zij een AGD-status hebben. Het hof Den Haag heeft recentelijk bij arrest [5] in een zaak tussen Bacardi en Van Caem, Top Logistics en Mevi, partijen die voor derden alcoholische producten op- en overslaan de volgende vragen aan het Hof van Justitie van de EU voorgelegd:
“1. Wanneer, onder de omstandigheden als in deze zaak aan de orde, dergelijke goederen vervolgens worden geplaatst onder een accijnsschorsingsregeling moeten zij dan worden aangemerkt als ingevoerd in de zin van artikel 5, lid 3, sub c, van Richtlijn 89/104/EEG (thans Richtlijn 2008/95/EG), aldus dat sprake is van "gebruik (van het teken) in het economisch verkeer" dat door de merkhouder kan worden verboden op grond van artikel 5, lid 1, van genoemde richtlijn?
2. Wanneer vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, heeft dan te gelden dat, onder de omstandigheden als in deze zaak aan de orde, de enkele aanwezigheid in een lidstaat van dergelijke goederen (die zijn geplaatst onder een accijnsschorsingsregeling in die lidstaat) geen afbreuk doet of kan doen aan de functies van het merk, zodat de merkhouder die zich beroept op nationale merkrechten in die lidstaat zich niet kan verzetten tegen die aanwezigheid?”
De rechtbank zal, indien het Hof van Justitie bepaalt dat AGD-goederen niet als merkenrechtelijk ingevoerd hebben te gelden, de lijn in haar jurisprudentie niet voortzetten.
Relevantie en (procedurele) gevolgen van de prejudiciële vragen voor de onderhavige zaak
4.14.
Met partijen is ter comparitie besproken of de door het Haagse hof opgeworpen vragen relevantie hebben voor het onderhavige geschil en zo ja, wat het procedurele gevolg van het stellen van die vragen zou moeten zijn. Bacardi c.s. pleit tegen aanhouding, omdat de zaak die voor het Haagse hof speelt niet goed te vergelijken is met de onderhavige kwestie omdat het in die zaak gaat om een wezenlijk andere feitenconstellatie. Seva stelt primair dat de onderhavige zaak niet behoeft te worden aangehouden aangezien het ‘een zuiver T1-vraagstuk’ betreft. Mocht de AGD-status van de goederen in de voorliggende zaak al een rol spelen, dan wil Seva zich daarover schriftelijk uitlaten. Bacardi c.s. heeft zich verzet tegen een nadere schriftelijke ronde.
4.15.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat voor de toewijsbaarheid van de vorderingen op basis van het het
T2-aanbod(ad b.) en de
transactie(ad c.) het antwoord op genoemde prejudiciële vragen bepalend is. Voor het
T2-aanbod(ad b.) volgt deze relevantie uit de stellingen van Bacardi c.s.. Volgens haar is bij het T2-aanbod aan het
Class-criterium voldaan nu Seva wist of had moeten begrijpen dat de partij Carta Blanca voor een koper in de EU bestemd was gezien de reactie van [B] bij zijn verzoek de partij Carta Blanca op T2/AGD te zetten (“..aangezien ik hier wel klanten voor heb..”) (email van 15 juni 2009 15:15). Voor de
transactie(ad c.) volgt de relevantie uit de stelling van Bacardi c.s. dat aan het
Class-criterium is voldaan nu (i) de partij na de transactie onder AGD naar [D] is vervoerd en afgeleverd) (ii) de partij ten tijde van de transactie al verkocht was aan [D]; en (iii) Seva de partij aanvankelijk op status T2/AGD aan [B] zou leveren, maar - na een waarschuwing door NBK – is overgegaan tot het aanbieden/verkopen op status T1.
4.16.
Bacardi c.s. heeft met betrekking tot het
T2-aanbod(ad b.) en de
transactie(ad c.) gesteld dat reeds aan het
Class-criterium is voldaan door het enkele feit dat de 740 dozen Bacardi Carta Blanca na de transactie aan een handelaar in de EU ([D]) zijn geleverd en daarmee in het verkeer zijn gebracht in de EU. De rechtbank verwerpt die stelling. Met Seva is de rechtbank van oordeel dat de vraag of aan het
Class-criterium is voldaan moet worden beantwoord op het moment van de relevante handeling en niet aan de hand van wat daarna is gebeurd. Zou dat anders zijn, dan zou een aanbieder van niet-EU merkgoederen (met terugwerkende kracht) merkinbreuk kunnen plegen indien enige schakel in de keten van zijn afnemers besluit de goederen in de EU in het verkeer te brengen. Dat zou neerkomen op een risicoaansprakelijkheid van de aanbieder aangezien het omstandigheden betreft die in beginsel buiten zijn macht en/of wetenschap liggen. Een dergelijk uitgangspunt zou ook in strijd zijn met de overwegingen van het
Class-arrest zelf, met name r.o. 60 (onderstreping Rb.)
“Hij[de merkhouder – Rb.]
kan zijn recht tegenover een marktdeelnemer die de goederen aan een andere marktdeelnemer te koop aanbiedt of verkoopt niet inroepen op de enkele grond dat deze de goederen vervolgens in de Gemeenschap in de handelzou kunnenbrengen, op welk geval de vierde vraag, sub e, van de verwijzende rechter betrekking heeft.”
T1-aanbod (ad a.): geen inbreukmakende handeling
4.17.
Om de in de vorige alinea genoemde reden kan het
T1-aanbod(ad a.) in elk geval niet gelden als een inbreuk op de Bacardi-merken BACARDI en DEWAR's onder het
Class-criterium (of anderszins). Bacardi c.s. heeft weliswaar gesteld dat de mails tussen [A] en [B] die volgden op het aanbod van 14 juni 2009 betreffende de partijen Bacardi Carta Blanca en Dewar’s (eerste email van r.o. 2.4) erop wijzen dat aan het
Class-criterium is voldaan, maar zij heeft geen feiten of omstandigheden gesteld
die voorafgaand aan of tijdensdat aanbod een rol hebben gespeeld welke leiden tot de conclusie dat de goederen noodzakelijkerwijs in de EU in het verkeer worden gebracht.
Aanhouding voor handelingen b. en c.
4.18.
In het licht van het voorgaande zal de rechtbank een beslissing ter zake van de handelingen b. en c. aanhouden totdat het Hof van Justitie de prejudiciële vragen heeft beantwoord. Bij die beslissing betrekt de rechtbank ambtshalve de omstandigheid dat Bacardi c.s. in het kader van haar verzet tegen aanhouding geen specifiek (en) spoedeisend belang heeft gesteld bij onverkort doorprocederen, terwijl de onderhavige zaak betrekking heeft op handelingen die meer dan vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden en niet is gesteld of gebleken dat de inbreuk daarna heeft voortgeduurd. De rechtbank merkt ook op dat, zoals hierna te overwegen, voor de handeling ad d. (aanbieden middels de prijslijst) Seva zal worden toegelaten tot (tegen)bewijs. Daardoor ontstaat in deze zaak mede de procedurele ruimte om een oordeel van het Hof af te wachten.
4.19.
Indien het Hof van Justitie zou oordelen dat AGD-merkproducten niet hebben te gelden als merkenrechtelijk ingevoerd, dan zijn de handelingen b. en c. geen inbreukmakende handelingen. Immers bij deze handelingen speelt de merkenrechtelijke status van AGD-goederen een cruciale rol.
T2-aanbod (ad b.): inbreukmakende handeling
4.20.
Indien het Hof zou oordelen dat AGD-merkproducten hebben te gelden als merkenrechtelijk ingevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank bij het T
2-aanbod(ad b.) sprake van inbreuk aangezien Seva in dat geval Non-EU Bacardi-producten (Bacardi Carta Blanca) heeft aangeboden die als merkenrechtelijk ingevoerd (AGD) hebben te gelden. Wat betreft die partij heeft Seva dan gebruik gemaakt van het merk BACARDI in het economisch verkeer zonder toestemming van Bacardi, zodat Bacardi zich daartegen op grond van de artikelen 9 lid 1 onder a GMVo, respectievelijk 2.20 lid 1 onder a BVIE kan verzetten. De vorderingen voor zover gebaseerd op inbreuk op het merk BACARDI zijn dan in beginsel toewijsbaar.
Transactie (ad c.): inbreukmakende handeling
4.21.
De stelling van Bacardi c.s. dat de transactie reeds aan het
Class-criterium voldoet omdat de partij Carta Blanca ten tijde van de transactie al was verkocht aan [D] en vervolgens onder AGD naar [D] is vervoerd en afgeleverd, wordt verworpen. Bacardi c.s. heeft niet gesteld dat Seva van de (voorshandse) verkoop aan en het vervoer onder AGD naar [D] op de hoogte was op het moment van de transactie, zoals het
Class International-arrest (zoals uitgelegd in r.o. 4.16.) vereist. De stelling van Bacardi c.s. dat aan het
Class-criterium is voldaan omdat Seva de partij aanvankelijk op status T2/AGD aan [B] zou leveren, maar - na een waarschuwing door NBK - is overgegaan tot het aanbieden/verkopen op status T1, treft echter wel doel om de navolgende redenen.
4.22.
[B] heeft daags voor de transactie Seva per email verzocht de partij van 740 dozen Carta Blanca op T2 te zetten. Daar ging Seva aanvankelijk op in (zie de emails aangehaald onder r.o. 2.4), maar zij trok zich terug nadat zij - naar eigen zeggen - door de logistiek dienstverlener NBK op de hoogte was gebracht van ‘de discussie omtrent het vraagstuk T1 op AGD’. De partij is kort daarop door [C] op AGD gezet en aan [D] geleverd. Seva heeft betwist dat zij wist dat de partij voor de EU bestemd was nu zij naar eigen zeggen in de veronderstelling verkeerde dat de goederen bestemd waren voor een bestemming buiten de EER. Op vragen van de rechtbank ter zitting heeft Seva deze veronderstelling nader toegelicht bij monde van de heer [A], die heeft verklaard dat [B] hem telefonisch had meegedeeld dat de partij voor de Dominicaanse Republiek bestemd was.
4.23.
In het licht van de in de vorige rechtsoverweging geschetste voorgeschiedenis van de transactie verwerpt de rechtbank het verweer van Seva. Hoewel Bacardi c.s. niet heeft bestreden dat [B] genoemde mededeling aan [A] over de Dominicaanse Republiek heeft gedaan, had Seva naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden op die enkele mededeling niet zonder meer mogen afgaan. Nu door Seva ook niet is aangevoerd, en overigens ook niet is gebleken, dat Seva heeft doorgevraagd of nader onderzoek heeft verricht, oordeelt de rechtbank dat Seva wist of had moeten begrijpen dat de partij Carta Blanca, ondanks de mededeling van [B], bestemd was voor de EU. Daarmee is wat betreft de transactie aan het
Class-criterium voldaan.
4.24.
Aan het voorgaande doet niet af dat Seva haar kopers ervoor waarschuwt dat zij zelf moeten verifiëren of de goederen op de markt kunnen worden gebracht (zie de
disclaimerin r.o. 2.5). Het gaat er - uitgaande van het
Class-arrest – immers om of
Sevaals aanbieder/verkoper wetenschap heeft van de omstandigheden die maken dat haar aanbod of verkoop zal leiden tot de invoer van de goederen in de EU. De wetenschap of bedoelingen van de afnemer zijn daarvoor op zichzelf niet van belang. Voorts volgt uit het
Class-arrest niet, zoals Seva betoogt, dat de merkhouder alleen tegen de partij die invoert kan optreden. Dat blijkt reeds uit het begin van rechtsoverweging 60 van dat arrest (onderstreping Rb.)
“Bovendien kan de merkhouder zijn verbodsrecht alleen uitoefenen tegenover de marktdeelnemer die van zijn merk voorziene, niet-communautaire goederen in de Gemeenschap in de handel brengt of hiertoe aanstalten maakt,dan wel deze goederen te koop aanbiedt of verkoopt aan een andere marktdeelnemer die ze noodzakelijkerwijs in de Gemeenschap in de handel zal brengen.
4.25.
De conclusie is dat de rechtbank oordeelt dat wat betreft de transactie (ad c.) is voldaan aan het
Class-criterium indien het Hof zou oordelen dat AGD-merkproducten hebben te gelden als merkenrechtelijk ingevoerd/in het verkeer gebracht. Bacardi kan zich daartegen op grond van de artikelen 9 lid 1 onder a GMVo, respectievelijk 2.20 lid 1 onder a BVIE verzetten. De vorderingen voor zover gebaseerd op inbreuk op het merk BACARDI zijn dan in beginsel toewijsbaar.
De prijslijst (ad d.)
4.26.
Bacardi c.s. stelt dat Seva merkinbreuk heeft gepleegd c.q. onrechtmatig heeft gehandeld door middels een prijslijst non-EU Bacardi-producten zonder voorbehoud wat betreft de douanestatus (Bombay Sapphire en Dewar’s) en Bacardi-producten waarvan de productcodes zijn verwijderd (Bacardi en Dewar’s), aan te bieden aan [B], en daartoe 3.864 dozen Bacardi-producten in voorraad te houden. Het verhandelen van gedecodeerde producten is onrechtmatig jegens Bacardi c.s. omdat Bacardi c.s. hierdoor belemmerd wordt in het voldoen aan haar publiek- en privaatrechtelijke verplichtingen om producten te kunnen traceren in het geval van een noodzakelijke
product recall, aldus Bacardi c.s..
4.27.
Het woord “Bombay” is op de prijslijst vermeld (vergelijk r.o. 2.6). Nu Seva niet heeft bestreden de (impliciete) stelling van Bacardi c.s. dat dit een vorm van gebruik van het merk BOMBAY SAPPHIRE of een soortgelijk teken is, zal de rechtbank daarvan uitgaan.
Prijslijst afkomstig van Seva ?
4.28.
Seva betwist (primair) dat de lijst van haar afkomstig is, nu zij naar eigen zeggen nooit heeft gewerkt met prijslijsten. Zij vermoedt dat de prijslijst door ene heer [E], die werkzaamheden verrichtte voor Seva en die de beschikking had over haar kantoorfaciliteiten, maar die niet vertegenwoordigingsbevoegd was, zonder haar medeweten aan [B] is gestuurd.
4.29.
Niet in geschil is dat de prijslijst is gevonden bij de opgave van [B] in het kader van de andere inbreukprocedure en dat de prijslijst is voorzien van het logo van Seva Trading B.V.. Seva heeft zich in dit kader slechts verweerd met de algemene stelling dat zij nooit heeft gewerkt met prijslijsten. Zij heeft geen concrete aanwijzingen kunnen geven die leiden naar de heer [E]. Onder deze omstandigheden is de rechtbank voorshands van oordeel dat vaststaat dat de prijslijst van Seva afkomstig is. Omdat Seva bewijs, mede inhoudende tegenbewijs, heeft aangeboden ter zake zal zij worden toegelaten tot tegenbewijs tegen dit voorshandse oordeel, als in het dictum te verwoorden.
Indien prijslijst afkomstig van Seva: oordeel merkinbreuk en onrechtmatige daad
4.30.
Als Seva niet slaagt in genoemd tegenbewijs betreffende de prijslijst staat vast dat de lijst van Seva afkomstig is, en komen de subsidiaire verweren van Seva aan de orde:
  • de Bacardi-producten op de lijst worden op douanestatus T1 aangeboden, hetgeen geen inbreuk is, en Bacardi c.s. heeft daarbij niet gesteld dat aan het
  • de goederen op de lijst behoren niet toe aan Seva;
  • de pagina waarop “Bombay” is vermeld heeft een andere opmaak en bevat geen logo, zodat Seva bij gebrek aan wetenschap betwist dat deze pagina bij de prijslijst hoort;
  • het verhandelen van gedecodeerde flessen is niet onrechtmatig indien de flessen bestemd zijn voor een land waar het handelen in zulke producten niet onrechtmatig is; de geschonden norm strekt daarnaast niet tot bescherming van de belangen van Bacardi als merkhouder, en er dreigt geen schade voor Bacardi c.s. nu het feit dat een ander de productcodes heeft verwijderd niet maakt dat zij niet (meer) voldoet aan Verordening 178/2002.
4.31.
De rechtbank verwerpt eerstgenoemd verweer reeds op grond van het feit dat bij “Bacardi Carte D’Oro” en bij “Bombay” enige vermelding omtrent de douanestatus ontbreekt, zodat bij die producten sprake is van een aanbod zonder voorbehoud wat betreft de douanestatus of accijnsrechtelijke status. In dat geval is sprake van gebruik in het economisch verkeer van aan de Bacardi-merken identieke tekens voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven, zodat sprake is van inbreuk in de zin van de artikelen 9 lid 1 onder a GMVo, respectievelijk 2.20 lid 1 onder a BVIE. Niet relevant hiervoor is de vraag of het AGD-goederen betreft; immers die status is geen onderdeel van het aanbod. Ook niet relevant is de stelling van Seva dat Bacardi c.s. niets gesteld zou hebben met betrekking tot het
Class-criterium. Dat criterium komt pas in beeld bij een aanbod van goederen op T1-status. De stelling van Seva dat de producten op de lijst haar niet (in eigendom) zouden toebehoren, zo die al juist zou zijn, is niet relevant. De vraag of deze producten inbreukmakend zijn aangeboden hangt niet af van wie de eigenaar van de producten is. Ten slotte is het enkele feit dat de pagina waar Bombay is vermeld een ander lettertype heeft en daarop geen logo is afgebeeld, onvoldoende om aan te nemen dat deze pagina niet bij de prijslijst hoort. In de opgave die [B] heeft gedaan, komt de pagina met dezelfde stempel en paraaf van de accountant achter de overige pagina’s van de prijslijst, en overigens bevat genoemde pagina in de kolommen en rijen dezelfde informatie als de rest van de prijslijst. Vast staat dus dat de pagina bij de prijslijst hoort.
4.32.
Indien Seva niet slaagt in haar tegenbewijs zullen derhalve de vorderingen voor zover gebaseerd op inbreuk op de merken BACARDI en BOMBAY SAPPHIRE in beginsel toewijsbaar zijn.
4.33.
Nu Seva geen verweer heeft gevoerd tegen de stelling van Bacardi c.s. dat het in voorraad houden en/of verhandelen van de gedecodeerde flessen Bacardi Carta d'Oro/ Bacardi Rum Gold en Dewar's merkinbreuk oplevert aangezien daardoor afbreuk wordt gedaan aan de herkomstgarantiefunctie van het merk, zijn de vorderingen voor zover gebaseerd op inbreuk op de merken BACARDI en DEWAR's alsdan in beginsel toewijsbaar.
4.34.
Wat betreft de gestelde onrechtmatige daad overweegt de rechtbank als volgt. Omdat bij sommige gedecodeerde producten op de prijslijst de douanestatus niet is vermeld, kan het aanbod van die producten worden geacht (mede) op de EU markt te zijn gericht. Seva heeft de stelling van Bacardi c.s. dat het op de EU markt brengen van flessen zonder productcodes (naar Nederlands recht) onrechtmatig is uitsluitend (gemotiveerd) bestreden met een beroep op het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 Burgerlijk Wetboek. Dit beroep kan Seva echter niet baten. Indien Bacardi c.s. belemmerd wordt in het uitvoeren van een
recallkan zij aansprakelijk worden gehouden voor eventuele schade uit onrechtmatig (want onzorgvuldig) handelen en zo schade lijden. Het verwijderen van productcodes of handelen in producten waarvan de productcodes zijn verwijderd, en het daarmee belemmeren van Bacardi c.s. om aan haar verplichtingen te (kunnen) voldoen is onzorgvuldig. Deze laatste norm heeft Seva volgens Bacardi c.s. geschonden, en deze norm strekt wel degelijk tot bescherming van de de belangen van Bacardi c.s.. Indien Seva niet slaagt in het tegenbewijs aangaande de prijslijst, zullen de vorderingen voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad in beginsel toewijsbaar zijn.
4.35.
Bacardi c.s. heeft ter onderbouwing van haar stelling dat Seva inbreuk heeft gemaakt door het in voorraad houden van 3.864 dozen Bacardi-producten (uitsluitend) verwezen naar de prijslijst. Indien Seva niet slaagt in haar tegenbewijs met betrekking tot de prijslijst komen de overige verweren van Seva ter zake aan de orde. Seva heeft bestreden dat zij in 2009 - met uitzondering van de transactie tussen Seva en [B] - producten voorzien van de merken Bacardi, Bombay Sapphire, Dewar’s, Grey Goose heeft ingekocht, verkocht en / of in voorraad gehouden. Zij heeft daartoe verwezen naar een rapport van haar financieel adviseur, de heer [F].
4.36.
Bacardi c.s. heeft het nodige ingebracht tegen (de bevindingen van) de heer [F]. Hij is volgens Bacardi c.s. geen accountant en heeft geen zelfstandig onderzoek gedaan, hij geeft niet aan welke werkzaamheden hij heeft uitgevoerd, zijn onderzoek is beperkt tot 2009 en hij is uitsluitend afgegaan op de informatie die Seva hem heeft aangereikt. Wat er ook van die kritiek zij, Bacardi c.s. heeft geen concrete omstandigheden genoemd die aanleiding geven tot de veronderstelling dat zijn bevindingen onjuist zijn. De stellingen van Bacardi c.s. aangaande het in voorraad houden door Seva zijn in dat licht onvoldoende gemotiveerd en zullen daarom worden verworpen.
4.37.
In het licht van het voorgaande zal een beslissing over de overige geschilpunten, waaronder de proceskosten, worden aangehouden.
In de hoofdzaak in (voorwaardelijke) reconventie
4.38.
Nu een definitief oordeel over de gestelde inbreukmakende en onrechtmatige handelingen pas kan volgen na aanhouding c.q. bewijslevering, zal enige beslissing in reconventie worden aangehouden.
4.39.
In het licht van het voorgaande zal een beslissing over de proceskosten worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
In het incident
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 29 april 2015 voor conclusie van antwoord;
In de hoofdzaak
5.2.
houdt haar beslissing aangaande handelingen b. en c. genoemd in r.o. 4.5. aan tot het Hof van Justitie van de EU de prejudiciële vragen genoemd in r.o. 4.13 heeft beantwoord;
5.3.
laat Seva ten aanzien van handeling d. toe tot het tegenbewijs tegen het voorshandse oordeel dat de prijslijst van Seva afkomstig is;
5.4.
bepaalt dat, indien Seva het bewijs wil leveren door overlegging van bewijsstukken, zij daartoe een akte kan nemen op de rolzitting van 29 april 2015;
5.5.
bepaalt dat Seva, indien zij het bewijs niet (uitsluitend) door overlegging van bewijsstukken wil leveren maar (tevens) door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel, dit gelijktijdig met de in 5.4. bedoelde akte aan de rechtbank dient te verzoeken met opgave van de namen van de te horen getuigen en opgave van verhinderdata van deze getuigen en beide partijen voor de drie daarop volgende maanden;
5.6.
bepaalt dat Bacardi in de gelegenheid zal worden gesteld een antwoordakte te
nemen indien Seva uitsluitend bewijs levert door overlegging van stukken;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in (voorwaardelijke) reconventie
5.8.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015.

Voetnoten

1.gerechtshof Den Haag 23 november 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:4466 (H&M v. G-Star).
2.Deze verordening is van toepassing nu de dagvaarding van Bacardi c.s. is uitgebracht vóór 10 januari 2015.
3.In een vonnis van 30 juli 2014 heeft deze rechtbank overwogen prejudiciële vragen te willen stellen over deze
4.Onder meer: Rb ’s-Gravenhage 21 september 2011, BIE 2012 nr. 57 (Bacardi/Entys); Rb ’s-Gravenhage 14 november 2012, IEPT20121114 (Bacardi/Sandostine)
5.gerechtshof Den Haag 22 juli 2014 ECLI:NL:GHDHA:2014:3607 (Bacardi/ Van Caem c.s.) waarin een uitgebreide uitleg over douane- en accijnsschorsingsregelingen