ECLI:NL:RBDHA:2015:1950
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot opheffing van vervangende hechtenis in verband met schadevergoedingsmaatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiser, thans gedetineerd, de Staat der Nederlanden heeft aangeklaagd. De eiser had een vordering ingediend om zijn vervangende hechtenis op te heffen, die was opgelegd wegens het niet voldoen aan een schadevergoedingsmaatregel van € 3.830,-. De eiser betoogde dat er een belangenafweging gemaakt moest worden, omdat hij niet in staat was om te betalen, en dat zijn detentie niet in verhouding stond tot het doel van de schadevergoeding. De rechtbank oordeelde echter dat de vervangende hechtenis moest worden uitgevoerd, ongeacht de betalingsonmacht van de eiser. De rechtbank benadrukte dat er een veroordelende beslissing van de strafrechter was, die ten uitvoer moest worden gelegd, en dat betalingsonmacht de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet onrechtmatig maakte. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van het geding.