In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 september 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Achterhoek, en de Staat der Nederlanden (ministerie van Veiligheid en Justitie). De eiser had de Staat gedagvaard vanwege de gijzeling die hem was opgelegd in het kader van onbetaalde sancties op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De eiser had in het verleden 56 sancties opgelegd gekregen, waarvan een aanzienlijk bedrag van € 6.645,45 nog openstond bij het Centraal Justitie Incasso Bureau (CJIB). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gijzeling van eiser, die op 21 juli 2013 was aangevangen, niet bijdroeg aan het beoogde doel van betaling van de openstaande sancties. De rechter oordeelde dat de Staat geen rechtens te respecteren belang had bij de gijzeling, vooral gezien de lange duur van de gijzeling van 401 dagen en het feit dat eiser niet in staat was om het openstaande bedrag te voldoen. De voorzieningenrechter heeft de gijzeling met onmiddellijke ingang opgeheven en de Staat veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige afweging bij het toepassen van het dwangmiddel gijzeling, vooral in gevallen waar de gijzeling niet leidt tot betaling van de openstaande schulden.