ECLI:NL:RBDHA:2015:16181

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
16 augustus 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1732
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Correctie van aanslag vennootschapsbelasting en heffingsrente in verband met renteloze lening tussen bestuurder en BV

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een BV, en de inspecteur van de Belastingdienst over een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2011. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had een overeenkomst van geldlening gesloten met haar bestuurder, X, die tevens enig aandeelhouder was. Eiseres had in haar aangifte een bedrag ten laste van haar winst gebracht wegens afwaardering van de vordering op de bestuurder. De inspecteur heeft deze afwaardering gecorrigeerd bij de aanslagregeling, wat leidde tot het geschil.

De rechtbank oordeelde dat de correctie van de inspecteur terecht was. De renteloosheid van de lening maakte deel uit van het arbeidsvoorwaardenpakket van de bestuurder, en de rechtbank concludeerde dat de bestuurder geen rente verschuldigd was zolang er een actieve arbeidsverhouding bestond. Hierdoor was de lening niet zakelijk en had eiseres ten onrechte een verlies in verband met de vordering in aanmerking genomen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen recht op schadevergoeding toegekend.

De uitspraak benadrukt het belang van de zakelijke aard van leningen binnen de context van arbeidsverhoudingen en de gevolgen daarvan voor de fiscale behandeling van dergelijke leningen. De rechtbank wees ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat eiseres geen renteschade had geleden door het niet kunnen compenseren van het verlies over het jaar 2011.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 15/1732

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 november 2015 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. [bestuuder eiseres] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [vestigingsplaats], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2011 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van [bedrag] . Tegelijkertijd heeft verweerder bij beschikking € 598 aan heffingsrente in rekening gebracht en – impliciet – het verlies voor dat jaar vastgesteld op nihil.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag, de in rekening gebrachte heffingsrente en de verliesvaststellingsbeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2015.
Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [persoon] , [persoon] en [persoon] .

Overwegingen

Feiten
1. [bestuuder eiseres] (de bestuurder) was in het onderhavige jaar enig aandeelhouder, bestuurder en in loondienst van eiseres. Eiseres en de bestuurder hebben op 4 januari 2010 een overeenkomst van geldlening gesloten waarin eiseres en de bestuurder zijn aangeduid als respectievelijk ‘schuldeiser’ en ‘schuldenaar’, en waarin onder meer het volgende staat vermeld:

zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1
De schuldenaar is wegens ter leen ontvangen gelden aan de schuldeiser een bedrag verschuldigd van € 150.000, zulks onder de hierna overeen te komen voorwaarden en bedingen. Voornoemd bedrag geldt als maximum van de overeengekomen lening. Zolang door de schuldenaar bij schuldeiser een lager bedrag is opgenomen dan € 150.000, geldt dat lagere bedrag als de hoofdsom van de lening. Thans wordt hiervan € 100.000 opgenomen.
Artikel 2
De schuldenaar is aan de schuldeiser over het ter leen verstrekte bedrag geen rente verschuldigd zolang er een actieve arbeidsverhouding is tussen schuldenaar en schuldeiser. Nadien treden schuldenaar en schuldeiser in overleg omtrent een verschuldigde rente.”
2. Op 27 december 2011 hebben eiseres en de bestuurder een aanvullende overeenkomst van geldlening gesloten waarin onder meer het volgende staat vermeld:

Overwegende:
Dat de schuldenaar blijkens een op 4 januari 2010 ondertekende akte een rentedragende schuld heeft aan [de dochtervennootschap eiseres] ten bedrage van € 200.000.
(…)
Dat schuldenaar deze rentedragende schuld wenst af te lossen en te herfinancieren bij schuldenaar.
Zijn overeengekomen als volgt:
Schuldeiser verstrekt een aanvullende financiering ad € 200.000 onder gelijke voorwaarden als opgenomen in de overeenkomst van geldlening d.d. 4 januari 2010.
Dat hiermee tevens de resterende kredietruimte ad € 50.000 (als bedoeld in artikel 1 van voornoemde overeenkomst van geldlening is benut).
Dat vanaf 31 december 2011 de totale renteloze lening € 300.000 bedraagt.”
3. Eiseres heeft de vordering in verband met de in 2 hiervoor vermelde lening van nominaal € 300.000 (de lening) op de eindbalans gewaardeerd op [bedrag] . In haar aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2011 heeft eiseres in verband daarmee een bedrag van [bedrag] ten laste van haar winst gebracht waardoor het fiscale resultaat van eiseres uitkomt op een verlies van [bedrag] . Verweerder heeft de afwaardering van de vordering gecorrigeerd bij de aanslagregeling.
Geschil4. In geschil is of de correctie van [bedrag] ( de correctie) terecht is aangebracht. Tussen partijen is niet in geschil dat de lening onderdeel uitmaakt van het arbeidsvoorwaardenpakket van de bestuurder en dat de renteloosheid ervan voortduurt zolang er sprake is van een actieve arbeidsverhouding tussen eiser en de bestuurder.
Tussen partijen is evenmin in geschil dat de lening zakelijk is.
5. Eiseres neemt het standpunt in dat op grond van goed koopmansgebruik (het voorzichtigheidsbeginsel) de vordering te zake van de lening op de contante waarde, volgens eiseres [bedrag] , gewaardeerd moet worden. Eiseres concludeert tot vermindering van de aanslag overeenkomstig de aangifte.
6. Verweerder heeft het standpunt van eiseres gemotiveerd betwist.
Beoordeling van het geschil
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de correctie terecht aangebracht. De renteloosheid van de lening maakt onderdeel uit van het arbeidsvoorwaardenpakket van de bestuurder. Tegenover het niet hoeven betalen van rente door de bestuurder staan de arbeidsprestaties van diezelfde bestuurder voor eiseres. De bestuurder is geen rente verschuldigd zolang er een actieve arbeidsverhouding bestaat tussen bestuurder en eiseres. Eiseres en haar bestuurder zijn in plaats van een geldelijke vergoeding derhalve een andere – zakelijke - tegenprestatie voor het verstrekken van de lening overeengekomen. Gelet hierop heeft eiseres ten onrechte een verlies in verband met de vordering in aanmerking genomen.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren.
Proceskosten
9. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Schadevergoeding
10. Wat betreft het verzoek van eiseres om vergoeding van door eiseres gemiste rente oordeelt de rechtbank als volgt. Omdat het beroep ongegrond is, lijdt eiseres geen renteschade wegens het (te) laat kunnen compenseren van het verlies over het jaar 2011. De rechtbank wijst het verzoek derhalve af.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, voorzitter, en mr.dr. N. Djebali en mr. S.E. Faber, leden, in aanwezigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 november 2015.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.