ECLI:NL:RBDHA:2015:16044

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2015
Publicatiedatum
13 april 2016
Zaaknummer
C/09/489695/ KG RK 15-1153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker tegen kantonrechter mr. J.M. van Baardewijk. Verzoeker was niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek omdat dit niet tijdig was ingediend. De wrakingskamer heeft echter besloten om de wrakingsgronden inhoudelijk te beoordelen, aangezien de tijdigheid tijdens de mondelinge behandeling niet aan de orde was geweest. Verzoeker had een klacht ingediend tegen de kantonrechter naar aanleiding van haar optreden tijdens een comparitie na antwoord op 22 april 2015. Hij stelde dat de kantonrechter zich onvoldoende had voorbereid en dat zij partijdig was geweest door zich alleen tot hem te richten tijdens de zitting. De kantonrechter heeft deze beschuldigingen gemotiveerd weersproken en aangegeven dat zij zich goed had voorbereid en dat er geen sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat, zelfs als het verzoek tijdig was ingediend, er geen grond was voor wraking, omdat de feiten en omstandigheden geen aanleiding gaven om te vrezen voor onpartijdigheid van de kantonrechter. De beslissing van de wrakingskamer was dat verzoeker niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek en dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2015/37
zaak-/rekestnummer: 489695 KG RK 15-1153
zaaksnummer: 3531210 / 14-32001
datum beschikking: 29 juni 2015
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. E.A.M.R. Hondelink,
strekkende tot wraking van:
mr. J.M. van Baardewijk,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende in deze zaak is [belanghebbende] , bijgestaan door mr. E. Aartsen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Aartsen en Somers.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
Belanghebbende in de hoofdzaak heeft verzoeker gedagvaard om voor de kantonrechter te verschijnen. Verzoeker heeft daarop een conclusie van antwoord ingediend. Vervolgens heeft de kantonrechter een comparitie na antwoord gelast op 22 april 2015. Van het verhandelde tijdens deze comparitie na antwoord is op 18 mei 2015 door de griffier proces-verbaal opgemaakt.
1.2.
Op 11 mei 2015 heeft verzoeker bij de president van de rechtbank een klacht tegen de kantonrechter ingediend naar aanleiding van haar optreden tijdens de comparitie na antwoord. In deze brief roept hij de kantonrechter op zich te verschonen en stelt hij dat, zo zij dit niet zou doen, zijn brief aangemerkt moet worden als wrakingsverzoek.
1.3.
Per brief van 22 mei 2015 heeft de waarnemend president van de rechtbank verzoeker bericht dat zijn klacht – voor zover deze de inhoudelijke behandeling van de comparitie na antwoord raakt – niet in behandeling zal worden genomen en dat de brief overeenkomstig de wens van verzoeker als wrakingsverzoek zal worden doorgestuurd naar de wrakingskamer.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

2.1.
Op 15 juni 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Hondelink, is verschenen.
2.2.
De kantonrechter heeft een schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek gegeven en te kennen gegeven dat zij niet bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig zal zijn.
2.3.
Namens de belanghebbende heeft mr. Aartsen schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Nadien heeft mr. Aartsen per email laten weten dat er namens de belanghebbende niemand ter zitting zou verschijnen.
2.4.
Het wrakingsverzoek is door de gemachtigde van verzoeker aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen toegelicht. De gemachtigde van verzoeker heeft aangegeven dat zijn pleitnota incompleet is. De wrakingskamer heeft de gemachtigde van verzoeker de gelegenheid geboden om zijn pleitnota uiterlijk maandagmiddag 15 juni 2015 te completeren. Deze gelegenheid heeft de gemachtigde van verzoeker niet, althans niet tijdig, benut.

3.Het standpunt van verzoeker

3.1.
Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.
De kantonrechter had zich onvoldoende voorbereid op de comparitie na antwoord waardoor zij onvoldoende kennis had van het dossier. Tijdens de comparitie na antwoord heeft de kantonrechter zich uitsluitend tot verzoeker gewend, hetgeen duidt op partijdigheid. Tot slot heeft de kantonrechter de zitting abrupt beëindigd, waardoor (de gemachtigde van) verzoeker de gelegenheid werd ontnomen zijn verweer naar voren te brengen.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter kan zich niet verenigen met de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden. Zij stelt dat zij zich in deze zaak niet bevooroordeeld heeft gevoeld en dat er van (een schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid geen sprake is geweest.

5.Het standpunt van de belanghebbende

Mr. Aartsen heeft namens de belanghebbende partij per brief van 10 juni 2015 naar voren gebracht hoe de gang van zaken ter zitting van 22 april 2015 is geweest.

6.De beoordeling

6.1.
Ingevolge artikel 37 lid 1 Rv dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
6.2.
In het onderhavige geval kan de klacht van verzoeker van 11 mei 2015 waarin hij de kantonrechter oproept zich te verschonen van de zaak, aangemerkt worden als een voorwaardelijk wrakingsverzoek. Dit brengt in casu mee dat 11 mei 2015 wordt aangemerkt als de datum waarop het wrakingsverzoek door de wrakingskamer is ontvangen. Nu de feiten en omstandigheden waarop verzoeker zich baseert, zich hebben voorgedaan tijdens de comparitie na antwoord op 22 april 2015, is het verzoek te laat gedaan. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn bij deze zitting aanwezig geweest en waren op dat moment bekend met de feiten en omstandigheden die voor hen reden waren om tot het indienen van een wrakingsverzoek over te gaan. Daarnaast leidt de wrakingskamer uit de stellingen van verzoeker af dat hij kennelijk al tijdens de comparitie na antwoord heeft overwogen een wrakingsverzoek in te dienen. Het had derhalve op zijn weg gelegen om dit tijdens, of in elk geval kort na de zitting, ook daadwerkelijk te doen. Verzoeker heeft dit echter niet gedaan maar heeft met het indienen van het verzoek ruim twee weken gewacht, zonder toe te lichten waarom hij zo lang heeft gewacht.
6.3.
Gelet op het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek tot wraking niet tijdig is ingediend. Verzoeker zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.
6.4.
De wrakingskamer ziet niettemin aanleiding om – ten overvloede – de argumenten van verzoeker inhoudelijk te beoordelen, nu de tijdigheid van het indienen van het wrakingsverzoek tijdens de mondelinge behandeling niet aan de orde is geweest en aldus niet met verzoeker is besproken.
6.5.
Ten aanzien van de stelling van verzoeker dat de kantonrechter de zaak onvoldoende had voorbereid, waardoor zij tijdens de comparitie na antwoord onvoldoende dossierkennis had, overweegt de wrakingskamer als volgt. De kantonrechter heeft in haar reactie op het wrakingsverzoek gemotiveerd uiteengezet dat zij zich terdege had voorbereid op de comparitie na antwoord. Van een onvoldoende voorbereiding en van onvoldoende dossierkennis zoals door verzoeker is gesteld, is niet gebleken.
6.6.
Met betrekking tot het verwijt van verzoeker dat de kantonrechter zich bij aanvang van de zitting eerst tot verzoeker heeft gewend, heeft de kantonrechter een goede verklaring gegeven, namelijk dat zij een toelichting wilde verkrijgen op het ingediende verweer en de daarbij behorende stukken, teneinde een zinvolle invulling te kunnen geven aan de comparitie na antwoord. Naar het oordeel van de wrakingskamer levert dit geen grond voor wraking op, nu het de kantonrechter vrijstaat om die vragen te stellen die zij geraden acht ter verduidelijking van het dossier. Voorts heeft verzoeker aangevoerd dat de kantonrechter zich tijdens de comparitie na antwoord slechts tot hem en zijn gemachtigde heeft gericht. In haar schriftelijke reactie heeft de kantonrechter dit weersproken. Voorts blijkt dit niet uit het proces-verbaal van de zitting van 22 april 2015, dat door de wrakingskamer als leidend wordt beschouwd wat betreft het verloop van de comparitie na antwoord.
6.7.
Tot slot heeft verzoeker gesteld dat de comparitie na antwoord abrupt is afgebroken waardoor hij zijn verweer niet voldoende naar voren heeft kunnen brengen. De kantonrechter heeft dit gemotiveerd weersproken en gesteld dat verzoeker meerdere keren in de gelegenheid is gesteld om zijn verweer toe te lichten. Dit kan ook worden afgeleid uit het proces-verbaal van de zitting van 22 april 2015. De stelling van verzoeker dat de kantonrechter niet heeft beslist op zijn mondelinge verzoek om een schriftelijke ronde dan wel pleidooi, wordt door de kantonrechter betwist. In haar nadere toelichting heeft zij aangegeven dat zij ter zitting kenbaar heeft gemaakt dat zij geen reden heeft gezien een extra schriftelijke ronde dan wel pleidooi te gelasten. Dit is een processuele beslissing die geen grond oplevert voor wraking.
6.8.
Het vorengaande brengt mee dat, indien het wrakingsverzoek tijdig was ingediend, het verzoek tot wraking zou zijn afgewezen, nu de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond geven te vrezen dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is de schijn van partijdigheid gewekt.

7.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn gemachtigde mr. E.A.M.R. Hondelink;
• belanghebbende in de hoofdzaak p/a zijn gemachtigde mr. E. Aartsen;
• de kantonrechter mr. J.M. van Baardewijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, D.G.J. Dop en J.A. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.F. Ritmeijer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2015.