ECLI:NL:RBDHA:2015:16042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2015
Publicatiedatum
12 april 2016
Zaaknummer
C/09/489521/ KG RK 15-1139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van kantonrechter in civiele procedure met identieke wrakingsgronden

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2015 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van kantonrechter mr. A.C. Bordes. Verzoeker, die betrokken was bij een civielrechtelijke procedure tegen de Nederlandse Orde van Advocaten, had eerder al een wrakingsverzoek ingediend dat op 24 april 2015 was afgewezen. De redenen voor het huidige wrakingsverzoek waren identiek aan die van de eerdere procedure, wat leidde tot de conclusie dat verzoeker niet ontvankelijk was in zijn verzoek. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel door de kantonrechter op dezelfde gronden meermalen te wraken. Daarom werd er een wrakingsverbod opgelegd op basis van artikel 39 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De wrakingskamer besloot dat een volgend verzoek om wraking in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen en dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en aan de betrokken partijen toegezonden.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2015/36
zaak-/rekestnummer: 09/489521 KG RK 15-1139
zaaksnummer: 3596738 RL EXPL 14-34370
datum beschikking: 19 juni 2015
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. A.C. Bordes,
kantonrechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbende is het Publiekrechtelijke orgaan De Nederlandse Orde van Advocaten.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

Verzoeker heeft de Nederlandse Orde van Advocaten gedagvaard in een civielrechtelijke procedure voor de kantonrechter. De inhoudelijke behandeling van de zaak is toegewezen aan mr. A.C. Bordes (hierna: de kantonrechter). Een comparitiezitting na conclusie van antwoord onder leiding van de kantonrechter was gepland op 30 maart 2015. Bij e-mail d.d. 23 maart 2015 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend.
Op 24 april 2015 heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking van verzoeker afgewezen en bepaald dat de behandeling van de procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.
Per brief van 7 mei 2015 zijn verzoeker en belanghebbende opgeroepen voor een comparitiezitting ten overstaan van de kantonrechter op 22 juni 2015.
Op 29 mei 2015 heeft verzoeker een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter. De kantonrechter heeft per brief van 4 juni 2015 haar standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek naar voren gebracht. Vervolgens is er op 9 juni 2015 een schrijven van verzoeker ontvangen, en op 12 juni 2015 een pleitnota ten behoeve van de wrakingszitting van 15 juni 2015.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 15 juni 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Er is niemand verschenen. Zowel verzoeker als de kantonrechter als mr. [gemachtigde] , namens de Nederlandse Orde van Advocaten, hebben schriftelijk laten weten niet aanwezig te zullen zijn ter zitting.

3.Het standpunt van verzoeker

Aan het wrakingsverzoek heeft verzoeker - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
De kantonrechter is volgens de Historie Beroepsgegevens geen rechter. Het curriculum vitae van de kantonrechter is ongeloofwaardig. Zij heeft geen enkele ervaring in de behandeling van zaken betreffende vastgoed en heeft geen kennis van vastgoed waardoor zij te licht is om de zaak te beoordelen en zij kan onmogelijk de klachten van verzoeker begrijpen. Zij heeft bij de KPN gewerkt en slechts incassozaken behandeld. Zij beveelt een comparitiezitting terwijl de zaak volgens verzoeker niet geschikt is voor comparitie. Het is pas aannemelijk dat een rechter in deze zaak onpartijdig is als deze al eerder een advocaat heeft veroordeeld dan wel niet in het gelijk heeft gesteld, aldus verzoeker.

4.Het standpunt van de kantonrechter

De kantonrechter verzet zich tegen de wraking en voert daartoe het volgende aan. Uit het overzicht dat verzoeker heeft geraadpleegd, kan worden opgemaakt dat de kantonrechter vanaf 1 januari 2013 rechter is in de Rechtbank Den Haag. Voor het overige heeft verzoeker, ten opzichte van de eerdere wraking, geen nieuwe wrakingsgronden opgevoerd. De wrakingskamer heeft op 24 april 2015 reeds over deze gronden geoordeeld, en het wrakingsverzoek afgewezen.

5.De beoordeling

Het wrakingsverzoek wordt geacht tijdig te zijn ingediend, nu de wrakingskamer niet op de hoogte is van de datum waarop verzoeker bekend is geworden met de uitspraak van de wrakingskamer van 24 april 2015 en dit niet is onderzocht.
De redenen die verzoeker thans aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, zijn identiek aan de wrakingsgronden die hij in de eerdere wrakingsprocedure tegen de kantonrechter heeft aangevoerd, behoudens de stelling dat de kantonrechter onbevoegd is omdat zij geen rechter zou zijn. Verzoeker heeft deze grond bij zijn pleitnota ingetrokken. Nu de wrakingskamer reeds op 24 april 2015 op de overige gronden heeft beslist en verzoeker geen nieuwe gronden heeft aangevoerd, zal verzoeker op de voet van artikel 37 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet ontvankelijk worden verklaard in onderhavig wrakingsverzoek.
De wrakingskamer is van oordeel dat verzoeker misbruik maakt van het middel wraking, door de kantonrechter op dezelfde gronden meermalen te wraken. Om die reden is thans een wrakingsverbod als bedoeld in artikel 39 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op zijn plaats. Een volgend verzoek om wraking in de onderhavige zaak wordt niet in behandeling genomen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek;
- bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de gedaagde partij in de hoofdzaak, per adres van de gemachtigde mr. [gemachtigde] ;
• de kantonrechter mr
.A.C. Bordes;
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, D.G.J. Dop en J.A. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.F. Ritmeijer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.