ECLI:NL:RBDHA:2015:15990
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-Hongarije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 november 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een alleenstaande vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet in behandeling genomen, omdat Hongarije volgens de regelgeving verantwoordelijk was voor de behandeling van haar asielaanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat Hongarije niet voldeed aan de vereisten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat lidstaten van de EU ervan uit mogen gaan dat andere lidstaten hun verdragsverplichtingen nakomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende specifieke omstandigheden heeft aangetoond die zouden rechtvaardigen dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel afgeweken zou moeten worden. Eiseres heeft weliswaar verwezen naar verschillende bronnen en rapporten die de situatie in Hongarije beschrijven, maar heeft nagelaten om deze informatie te relateren aan haar eigen situatie. De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om aan te tonen dat de omstandigheden in Hongarije zodanig zijn dat haar asielaanvraag daar niet op een rechtvaardige manier behandeld zou worden.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij ook heeft opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn in kennis gesteld van hun recht om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.