Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 23 december 2015 in de zaak tussen
[eiser](eiser), te [woonplaats], gezamenlijk te noemen eisers
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
16 augustus 2012 geleid. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eisers gedurende de periode 1 juli 1997 tot en met 31 mei 2007 hebben beschikt over vermogen in de vorm van onroerende zaken in Turkije, dat zij daarvan geen mededeling hebben gedaan aan verweerder en evenmin in een later stadium daaromtrent inlichtingen hebben verschaft, en dat als gevolg daarvan het recht op bijstand over die periode niet kan worden vastgesteld. Voorts is de over die periode te veel aan eisers verstrekte uitkering, inclusief ontvangen bijzondere bijstand en langdurigheidstoeslagen, ten bedrage van € 147.644,16 van hen teruggevorderd.
Uit diezelfde uitspraak volgt voorts dat het bestuursorgaan zijn bevoegdheid tot intrekking en terugvordering van bijstand, voor zowel de periode voorafgaand aan als vanaf de inwerkingtreding van de Wwb, ontleent aan de artikelen 54, 58 en 59 van de Wwb.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 980,- voor verleende rechtsbijstand.