ECLI:NL:CRVB:2015:572
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van bezwaar tegen besluit tot herziening van bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat zijn bijstand over een periode van bijna tien jaar had herzien en een aanzienlijk bedrag aan bijstandsuitkeringen terugvorderde. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk, omdat het volgens hen niet tijdig was ingediend. De appellant stelde echter dat hij het besluit pas later had ontvangen, waardoor zijn bezwaar tijdig zou zijn geweest.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd dat het besluit op de juiste wijze was verzonden. De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan moet aantonen dat een niet-aangetekend verzonden besluit daadwerkelijk is verzonden, vooral wanneer de geadresseerde stelt dat hij het besluit niet heeft ontvangen. Aangezien het college niet kon aantonen dat het besluit van 16 augustus 2012 was verzonden, concludeerde de Raad dat de termijn voor het indienen van bezwaar niet was aangevangen en dat het bezwaar van de appellant tijdig was ingediend.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het college werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de appellant. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.960,- bedroegen, en moest het college het griffierecht van € 160,- vergoeden.