ECLI:NL:RBDHA:2015:15921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
C/09/498376 / KG ZA 15-1600
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsprocedure politiekluizen; vordering eiseres afgewezen; marktconformiteit niet voor meerderlei uitleg vatbaar; geen gebruik gemaakt van niet-transparante formule/onjuiste rekenmethode; eiseres kan aan artikel 2.116 Aanbestedingswet 2012 geen rechten ontlenen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 december 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (eiseres) en de Politie, vertegenwoordigd door de Politieacademie en de Politie zelf. De eiseres had de Politie gedagvaard omdat zij niet de opdracht voor perceel 3 van een aanbesteding voor kantoorinrichting had gegund aan haar, maar aan MB Safety B.V. De eiseres vorderde onder andere dat de Politie zou worden verboden de opdracht aan MB Safety te gunnen en dat de gunning opnieuw beoordeeld zou worden. De eiseres stelde dat de inschrijving van MB Safety niet marktconform was en dat de Politie in strijd met haar eigen aanbestedingsregels handelde door deze inschrijving niet terzijde te leggen.

De rechtbank oordeelde dat de Politie niet in strijd met de aanbestedingsregels had gehandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat het begrip 'marktconformiteit' niet voor meerdere uitleg vatbaar was en dat de Politie de inschrijving van MB Safety op juiste wijze had beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de eiseres geen rechten kon ontlenen aan artikel 2.116 van de Aanbestedingswet 2012, omdat deze bepaling een discretionaire bevoegdheid betreft. De vordering van de eiseres werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en de juiste toepassing van aanbestedingscriteria, en bevestigt dat de beoordeling van inschrijvingen door de aanbestedende dienst niet zonder meer ter discussie kan worden gesteld, mits deze binnen de kaders van de wet en de aanbestedingsstukken blijft.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/498376 / KG ZA 15-1600
Vonnis in kort geding van 23 december 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. W.J.W. Engelhart te Utrecht,
tegen:
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon (zelfstandig bestuursorgaan)
POLITIEACADEMIE (LANDELIJK SELECTIE- EN OPLEIDINGSINSTITUUT POLITIE (LSOP)),
gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,
2. de publiekrechtelijke persoon (rechtspersoon met wettelijke taak)
POLITIE,
gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
gedaagden,
advocaten mr. I.J. van den Berge en mr. T.G. Zweers-te Raaij te Zwolle,
waarin is tussengekomen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MB SAFETY B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Barendracht,
advocaat mr. L.J.W. Sueters te Den Bosch.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiseres] ’, (gedaagden gezamenlijk als) ‘de Politie’ en ‘MB Safety’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 21 oktober 2015;
- de brief van mr. C.W. Oudenaarden, kantoorgenoot van mr. Engelhart, van 1 december 2015, met producties;
- de incidentele conclusie van MB Safety tot tussenkomst/voeging;
- de brief van mr. Zweers-te Raaij van 8 december 2015, met productie;
- de op 9 december 2015 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door alle partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.Het incident tot tussenkomst/voeging

2.1.
MB Safety heeft primair gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen [eiseres] en de Politie dan wel subsidiair zich te mogen voegen aan de zijde van de Politie. Ter zitting hebben [eiseres] en de Politie verklaard geen bezwaar te hebben tegen de primair gevorderde tussenkomst. MB Safety is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de toewijzing van de gevorderde tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
De Politie heeft een Europese openbare aanbesteding georganiseerd voor de inkoop van kantoorinrichting. Blijkens de uitnodiging tot inschrijving is de opdracht opgedeeld in drie percelen: 1) kantoormeubilair, 2) bureaustoelen en 3) specifieke opbergmiddelen ((wapen-)kluizen voor kantoor en thuis), en wordt per perceel met één leverancier een raamovereenkomst gesloten. De looptijd van de te sluiten raamovereenkomsten bedraagt twee jaar met een optie tot verlenging. Het gunningscriterium per perceel is de Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI). Inschrijvingen dienden uiterlijk 3 juli 2015 vóór 12.00 uur te zijn ingediend.
3.2.
In de uitnodiging tot inschrijving is in paragraaf 10.1 ten aanzien van Perceel 3 een aantal specifieke eisen geformuleerd, waaronder de eis dat in de prijs waarmee wordt ingeschreven zijn inbegrepen de navolgende diensten:
“▪ Het lossen, inhuizen en monteren op de gebruiksplaats van het bestelde product op werkdagen tussen 07.00- en 18.00 uur en het verwijderen en afvoeren van gebruikte verpakkingen;
▪ het geven van technische instructies/opleidingen aan (technische) medewerkers van Opdrachtgever en het geven van gebruiksinstructies aan (groepen) gebruikers, waaronder het ingeven van een persoonlijk werkplek inrichtingsadvies conform ARBO-normen en ergonomische uitgangspunten;
▪ het behandelen en oplossen van klachten;
▪ het opstellen en actueel houden van een presentatiemap;
▪ accountmanagement, rapportages (…) en de inzet van een projectleider.
3.2.1.
Daarnaast wordt in voormelde paragraaf de eis gesteld dat de inschrijver een op elk moment van de dag binnen geheel Nederland beschikbare servicedienst inricht voor het openen of (nood)repareren van specifieke opbergmiddelen.
3.3.
In hoofdstuk 11 van de uitnodiging tot inschrijving zijn de gunningscriteria voor perceel 3 beschreven. In paragraaf 11.1 is het navolgende overzicht van de gunningscriteria en de bijbehorende wegingsfactoren opgenomen:
3.3.1.
In paragraaf 11.4 is met betrekking tot het criterium ‘C-C1: prijzenblad’ onder meer het volgende bepaald:
“Alle prijzen voor het perceel 3 (…) dienen herleidbaar te zijn tot uw meest recente cataloguslijst. De aangeboden catalogusprijzen dienen marktconform te zijn en kortingen mogen niet groter zijn dan 100%.
Indien uw Inschrijving niet aan het gevraagde voldoet kan dit uitsluiting tot gevolg hebben.
Score
Inschrijver kan op C-C1 100 punten verdienen. De maximale score op C-C1 is 55 punten (100 punten x wegingsfactor van 55%)
De Inschrijving(en) met de laagste aangeboden totaal prijs verdient / verdienen 100 punten en de maximale score (55 punten). De opvolgende inschrijvingen behalen met hun hogere totaal prijs lagere scores conform de onderstaande formule:
Score op C-C1 = (Laagste totaal prijs / totaal prijs Inschrijver) x 100 x 55%
en met betrekking tot subgunningscriterium C-C2 (kortingspercentage) onder meer het volgende:
“Het kan voorkomen dat Opdrachtgever incidenteel behoefte heeft aan een product van Inschrijver dat niet voorkomt binnen de richtlijnen of uitvraag van deze UTI. Opdrachtgever wenst voor dat deel het assortiment van Inschrijver een standaard kortingspercentage op zijn catalogusprijs te ontvangen.
(…)
Inschrijver kan op C-C2 100 punten verdienen. De maximale score op C-C1 is 10 punten (100 punten x wegingsfactor van 10%)
De Inschrijving(en) met het hoogst aangeboden percentage verdient/verdienen 100 punten en de maximale score (10 punten). De opvolgende inschrijvingen behalen met hun lagere percentages lagere scores conform de onderstaande formule:
Score op C-C2 = (laagste percentage /percentage Inschrijver) x 100 x 10%
en met betrekking tot subgunningscriterium C-C3 (uurtarief storingsdienst en reparatieservice) onder meer het volgende:
“Het aangeboden uurtarief is inclusief alle bijkomende kosten (…)
Score
Inschrijver kan op C-C3 100 punten verdienen. De maximale score op C-C3 is 5 punten (100 punten x wegingsfactor van 5%)
De Inschrijving(en) met het hoogst aangeboden percentage verdient / verdienen 100 punten en de maximale score (5 punten). De opvolgende inschrijvingen behalen met hun lagere percentages lagere scores conform de onderstaande formule:
Score = (Laagste door een Inschrijver aangeboden uurtarief / uurtarief (duurdere) Inschrijver) x 100 x 5%.”
3.4.
[eiseres] heeft tijdig een inschrijving ingediend voor perceel 3 van voormelde aanbesteding.
3.5.
Bij brief van 25 augustus 2015 heeft de Politie onder meer als volgt aan [eiseres] bericht:
“Helaas moet ik u mededelen dat de opdrachtnietaan u zal worden gegund.
(…)
In totaal heeft de Aanbestedende dienst voor dit perceel drie geldige Inschrijvingen ontvangen. Na beoordeling op grond van de Gunningscriteria is uw Inschrijving echter als derde in de rangorde geëindigd, waarmee zij niet de Economisch Meest Voordelige Inschrijving is.
De Inschrijving van M.B. Safety B.V. is de economisch meest voordelige gebleken. Daarom is de Politie voornemens de opdracht te gunnen aan deze partij. Hieronder treft u een overzicht aan met uw score ten opzichte van de maximaal te behalen score en die ten opzichte van de winnende Inschrijving.
(…)
C-C1: Prijzenblad:
- U heeft een significant hogere totaalprijs ingediend dan de winnende inschrijver.”
3.6.
Bij dagvaarding van 14 september 2015 heeft [eiseres] de Politie in kort geding gedagvaard. Daarbij vorderde zij a) de Politie te verbieden de opdracht ten aanzien van perceel 3 definitief aan MB Safety te gunnen en b) primair de voorlopige gunning aan MB Safety in te trekken en de geldige inschrijvingen op perceel 3 opnieuw te beoordelen en daarbij de inschrijvingen met een prijs die niet marktconform is of die niet aan de gestelde (uitvoerings)eisen kunnen voldoen (waaronder de inschrijving van MB Safety) terzijde te leggen dan wel subsidiair de opdracht voor perceel 3 opnieuw aan te besteden. Ter onderbouwing van het door haar gevorderde stelde [eiseres] dat MB Safety niet kan leveren wat is uitgevraagd, omdat zij niet kan voldoen aan de vereiste kwaliteitsnormen dan wel dat MB Safety met haar prijs is gaan stunten, waardoor deze onmogelijk marktconform kan worden geacht. Door de inschrijving van MB Safety niet terzijde te leggen, handelt de Politie volgens [eiseres] in strijd met haar eigen aanbestedingsregels.
3.7.
De Politie heeft bij brief van 1 oktober 2015 onder meer als volgt aan [eiseres] bericht:
“Wij hebben geconstateerd dat de Politie in de brief d.d. 25 augustus 2015 per abuis, omdat in de rekensheet handmatig onjuiste gegevens waren ingevoerd, voor uw Inschrijving onjuiste scores voor het subgunningscriteriumC-C1enC-C3heeft vermeld. Die scores hadden moeten zijn voorC-C1: 32,2en voorC-C3: 4,1.
De overige scores als weergegeven in de Gunningsbeslissing d.d. 25 augustus 2015 zijn wel juist weergegeven.
(…)
De scores en de toelichting op alle scores als verwoord in die Gunningsbeslissing blijven/blijft ongewijzigd en dient u dan ook hier als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder is relevant dat de rangorde niet wijzigt. Uw Inschrijving eindigt nog steeds alsderde.
Dit betekent dat alle Inschrijvers een nieuwe Gunningsbeslissing en Alcateltermijn ontvangen met daarin de juiste scores vermeld. Deze brief dient u dan ook te beschouwen als de nieuwe Gunningsbeslissing.
(…)
Voor de Politie staat (…) vast dat de door MB Safety geoffreerde prijs marktconform (en overigens ook niet abnormaal laag) is. De geoffreerde prijzen zijn – zo blijkt uit de Inschrijving van MB Safety – te herleiden tot diens bijgevoegde productcataloguslijst.
(…)
De Inschrijving van MB Safety voldoet (…) aan alle (veiligheids)eisen die in de Utl zijn gesteld. Dat de aangeboden kluizen niet zouden voldoen, is dan ook onjuist.
Op grond van het voren vermelde is er dan ook geen enkele aanleiding om de Politie te verbieden om te gunnen aan MB Safety.
(…)
Omdat u kosten heeft gemaakt ten aanzien van het starten van het kort geding bieden wij hierbij aan uw advocaatkosten (…) te vergoeden.”
3.8.
De advocaat van de Politie heeft bij brief van 16 oktober 2015 naar aanleiding van door de advocaat van [eiseres] gestelde vragen onder meer als volgt bericht:
fout rekensheet
Zoals in onze brief van 1 oktober jl. is aangegeven, zijn er per abuis verkeerde gegevens ingevoerd in de rekensheet. Dit betrof een menselijke fout, er is namelijk een percentage (dat nergens op terug te voeren is) in de rekensheet ingevoerd in een formule die niet volgde uit C-C1(blz. 100) en C-C3 (blz. 101) van de Uti. Dat is hersteld en de juiste scores zijn bij brief van 1 oktober jl. kenbaar gemaakt.
(…) inschrijving MB Safety
De inschrijving van MB Safety voldoet aan alle eisen die gesteld zijn in de Uti. De politie mag daarbij afgaan op de inschrijving van MB Safety.
Verder heeft de politie de certificaten – die aantonen dat de kluizen die MB Safety aanbiedt voldoen aan de gestelde eisen – ontvangen. De certificaten zijn gecontroleerd. Op de certificaten staan duidelijk de security levels aangegeven en de producttypes die hieraan gerelateerd zijn. De genoemde producttypes komen overeen met hetgeen MB Safety heeft aangeboden en zijn ook terug te vinden in de productcatalogus van MB Safety die bij inschrijving is overgelegd.
(…)
Formule C-C2
Het is juist dat het hoogste kortingspercentage van belang is, zo blijkt ook uit de tekstuele toelichting op blz. 101 Uti. De volgens die tekstuele toelichting toegepaste formule is dan ook: Score op C-C2= (percentage inschrijver/hoogste percentage) x 100 x 10%. De scores van de inschrijvers, zoals die in de brief van 1 oktober jl. zijn opgenomen, zijn berekend volgens deze formule.”

4.Het geschil

4.1.
[eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair op straffe van verbeurte van een dwangsom:
de Politie te verbieden de opdracht ten aanzien van perceel 3 definitief aan MB Safety te gunnen;
de Politie te gebieden de voorlopige gunningsbeslissing ten aanzien van perceel 3 in te trekken en – voor zover de Politie nog tot gunning wenst over te gaan – de opdracht voor perceel 3 opnieuw aan te besteden;
subsidiair op straffe van verbeurte van een dwangsom:
de Politie te verbieden de opdracht ten aanzien van perceel 3 definitief aan MB Safety te gunnen;
de Politie te gebieden de voorlopige gunningsbeslissing ten aanzien van perceel 3 in te trekken en – voor zover de Politie nog tot gunning wenst over te gaan – de geldige inschrijvingen ten aanzien van perceel 3 opnieuw te beoordelen en daarbij de inschrijvingen met een niet-marktconforme prijs en/of die niet aan de gestelde (uitvoerings-)eisen voldoen, waaronder de inschrijving van MB Safety, terzijde te leggen alsmede na uitvaardiging van een nieuwe gunningsbeslissing de inschrijvers opnieuw een termijn van twintig dagen te gunnen om tegen deze beslissing op te komen;
zowel primair als subsidiairmet veroordeling van de Politie tot vergoeding van een bedrag van € 6.275,96, zijnde de kosten die in verband met de eerder aangespannen (en vervolgens ingetrokken) kortgedingprocedure zijn gemaakt en met veroordeling van de Politie in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen een vergoeding voor nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.2.
Ter onderbouwing van haar primaire vordering tot heraanbesteding stelt [eiseres] bij dagvaarding dat de in de aanbestedingsstukken geformuleerde eis dat sprake moet zijn van een marktconforme prijs voor meerdere uitleg vatbaar is. [eiseres] stelt dat zij deze eis strikt heeft uitgelegd en dat de Politie met deze eis een extra waarborg voor kwaliteit heeft willen inbouwen teneinde slechte kwaliteit en prijsvechters uit te bannen. De Politie legt deze eis echter veel minder strikt uit door in feite te stellen dat de uitkomst van de aanbestedingsprocedure bepaalt wat marktconform is. Dit standpunt is naar de mening van [eiseres] onhoudbaar omdat er dan geen enkele reden meer is om deze eis in de aanbestedingsstukken te stellen. Mogelijk is volgens [eiseres] ook dat de Politie deze eis uitlegt al naar gelang het haar uitkomt en dus hangende de aanbestedingsprocedure de uitleg van de marktconformiteitseis heeft gewijzigd, hetgeen niet is toegestaan. Daarnaast stelt [eiseres] dat de formule voor sub-gunningscriterium C-C2 (kortingspercentage) niet lijkt te kloppen, omdat de inschrijver met de hoogste korting de laagste score behaalt. De Politie erkent zulks ook blijkens de brief van 16 oktober 2015, waarin wordt gesteld dat een andere formule is toegepast dan in de aanbestedingsstukken staat vermeld. Uit diezelfde brief lijkt volgens [eiseres] eveneens te volgen dat naast het invullen van verkeerde percentages voor wat betreft de subgunningscriteria C-C1 en C-C3 ter zake tevens een verkeerde formule is gehanteerd.
4.2.1.
Ter onderbouwing van de subsidiair gevorderde uitsluiting van MB Safety en herbeoordeling van de overige inschrijvers stelt [eiseres] dat sprake is van een relatieve beoordeling, hetgeen met zich brengt dat bij uitsluiting van een inschrijver niet op voorhand kan worden gezegd dat [eiseres] met haar inschrijving kansloos is. Uitsluiting van MB Safety dient volgens [eiseres] te volgen nu a) MB Safety met zeer lage prijzen heeft ingeschreven, waardoor het niet reëel is dat MB Safety hiervoor de kluizen en de aanverwante dienstverlening conform de in de aanbestedingsstukken neergelegde kwaliteitscriteria en overige eisen kan leveren dan wel b) de door MB Safety geoffreerde prijzen niet marktconform kunnen worden geacht.
4.2.2.
Ter zitting heeft [eiseres] toegelicht dat bij het ontbreken van een definitie in de aanbestedingsstukken moet worden uitgegaan van de in het normale taalgebruik gangbare betekenis van het begrip marktconformiteit. Dit betekent dat de geoffreerde prijs gangbaar dient te zijn in de markt en dus kostendekkend of ten minste vanuit kostenperspectief te verantwoorden moet zijn. De door MB Safety geoffreerde prijzen zijn dat volgens [eiseres] niet. Ter nadere onderbouwing van haar standpunt ter zake heeft [eiseres] verwezen naar de via de website van MB Safety opgevraagde meest recente prijslijst van MB Safety, waaruit volgt dat de geoffreerde prijzen lager liggen dan de prijzen op die prijslijst. [eiseres] concludeert dat sprake is van een onzorgvuldige aanbesteding waarin de Politie handelt in strijd met het transparantiebeginsel (hanteren van een voor meerdere uitleg vatbare marktconformiteitseis) en het gelijkheidsbeginsel.
4.3.
De Politie en MB Safety voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
MB Safety vordert primair [eiseres] in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren dan wel deze af te wijzen en subsidiair de Politie te verbieden om de opdracht ten aanzien van perceel 3 aan een ander dan MB Safety te gunnen, zulks met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.5.
Verkort weergegeven stelt MB Safety daartoe dat zij er belang bij heeft dat de opdracht definitief aan haar gegund wordt en derhalve bij afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , nu die definitieve gunning daardoor in gevaar kan komen.
4.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van [eiseres] en de Politie met betrekking tot de vorderingen van MB Safety hierna worden besproken.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of aanleiding bestaat de Politie te verbieden de opdracht ten aanzien van perceel 3 definitief aan MB Safety te gunnen en de Politie te gebieden om over te gaan tot heraanbesteding dan wel herbeoordeling van de inschrijvingen die voldoen aan de gestelde eisen.
5.2.
De primaire tot heraanbesteding strekkende vordering van [eiseres] is er in de eerste plaats op gegrond dat door de Politie in de aanbestedingsstukken een voor meerderlei uitleg vatbare eis wordt gesteld, te weten de eis dat de aangeboden catalogusprijzen marktconform dienen te zijn. De voorzieningenrechter volgt [eiseres] in dit betoog niet. In de aanbestedingsstukken is het begrip marktconformiteit niet (nader) gedefinieerd. Volgens vaste jurisprudentie dient in dat geval de betekenis van een dergelijk begrip naar objectieve maatstaven te worden vastgesteld. Daarbij dient aansluiting te worden gezocht bij de in het normale taalgebruik gangbare betekenis. Blijkens het Van Dale woordenboek betekent marktconformiteit ‘
overeenstemming van de prijzen van de producten en diensten van een aanbieder met die van andere marktpartijen’.Deze betekenis is naar het oordeel van de voorzieningenrechter als zodanig en mede bezien in de context van de verdere inhoud van de aanbestedingsstukken voldoende helder en niet voor meerderlei uitleg vatbaar. Deze gevolgtrekking vindt ook steun in de omstandigheid dat uit hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd blijkt dat zij alle van deze betekenis zijn uitgegaan. De voorzieningenrechter constateert dan ook dat [eiseres] zich niet zozeer keert tegen de uitleg van het criterium marktconformiteit als zodanig maar tegen de toepassing ervan op de inschrijving van MB Safety in het bijzonder en wel in die zin dat in haar visie de Politie deze inschrijving als niet-marktconform terzijde had moeten leggen. Dit betreft in feite het subsidiaire betoog van [eiseres] dat hierna onder rov. 5.3 aan de orde zal komen.
5.2.1.
[eiseres] heeft haar vordering tot heraanbesteding mede gegrond op de stelling dat de formule ter berekening van de score op het subgunningscriterium C-C2 niet transparant is. Ook dit betoog faalt. Hoewel [eiseres] terecht heeft opgemerkt dat de formule in de aanbestedingsstukken niet juist is weergegeven, laat de in de aanbestedingsstukken bij deze formule gegeven toelichting er geen twijfel over bestaan dat de inschrijver met de hoogste korting de hoogste score behaalt (en niet de laagste score zoals volgt uit de weergegeven formule). Door de Politie is bij brief van 16 oktober 2015 alsmede ter zitting onweersproken gesteld dat de scores op subgunningscriterium C-C2 ook daadwerkelijk overeenkomstig de formule, zoals deze volgt uit voormelde toelichting, zijn berekend. Aldus is – voor zover dit door [eiseres] wordt betoogd – van een niet-besteksconforme beoordeling op dit punt geen sprake.
5.2.2.
Ook de stelling dat de Politie bij het berekenen van de scores op de subgunningscriteria C-C1 (totale prijs) en C-C3 (uurtarief storingsdienst en reparatieservice) gebruik zou hebben gemaakt van een onjuiste rekenmethode kan niet leiden tot de door [eiseres] voorgestane heraanbesteding. Hoewel vaststaat dat de Politie de desbetreffende scores aanvankelijk niet op juiste wijze heeft berekend, staat immers evenmin ter discussie dat de Politie – nadat deze fout was geconstateerd – de scores, zoals die bij brief van 1 oktober 2015 bekend zijn gemaakt, geheel overeenkomstig de in de aanbestedingsstukken weergegeven berekeningssystematiek heeft berekend, zodat aldus ook op dit punt van een niet-besteksconforme beoordeling geen sprake is.
5.3.
Vervolgens is aan de orde de subsidiaire tot herbeoordeling van de geldige inschrijvingen strekkende vordering van [eiseres] . Deze vordering is gestoeld op de stelling dat MB Safety niet met marktconforme prijzen heeft ingeschreven en dat (om die reden) de door MB Safety te leveren kluizen niet aan de daaraan te stellen eisen zullen voldoen. Deze vordering is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter evenmin toewijsbaar. Zoals de Politie terecht heeft opgemerkt, rust op grond van het aanbestedingsrecht op een aanbestedende dienst niet de verplichting om inschrijvingen met een abnormaal lage prijs af te wijzen. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar artikel 2.116 van de Aanbestedingswet 2012, waaruit volgt dat het afwijzen van een inschrijving op voormelde grond een discretionaire bevoegdheid betreft ter bescherming van de aanbestedende dienst, zulks ter voorkoming dat deze wordt geconfronteerd met een inschrijver die zijn aanbod niet kan waarmaken. Een verplichting tot afwijzing kan evenmin worden afgeleid uit de aanbestedingsstukken. In de uitnodiging tot inschrijving is immers op pag. 100 vermeld dat wanneer de inschrijving niet aan het gevraagde voldoet, dit uitsluiting tot gevolg
kanhebben. Hieruit volgt reeds dat [eiseres] aan die bepalingen geen rechten kan ontlenen.
5.3.1.
De Politie heeft voorts gemotiveerd weersproken dat zou zijn gebleken dat MB Safety haar inschrijving vanwege de lage geoffreerde prijzen niet gestand zal kunnen doen dan wel dat de door MB Safety te leveren kluizen niet aan de gestelde eisen zullen voldoen. Wat betreft dit laatste heeft de Politie gesteld dat de benodigde certificaten door MB Safety bij haar inschrijving zijn gevoegd en dat deze zijn gecontroleerd, zodat er aldus op mag worden vertrouwd dat aan de eisen zal worden voldaan. Daarnaast heeft zowel de Politie als MB Safety ter zitting – onvoldoende gemotiveerd weersproken – toegelicht dat de door MB Safety geoffreerde prijzen herleidbaar zijn tot de meest recente cataloguslijst van MB Safety en dat de prijzen van MB Safety lager uitvallen dan die van [eiseres] doordat MB Safety een ander (uniek) businessmodel hanteert, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van groothandels en dealers, maar uitsluitend wordt ingezet op de online-verkoop van kluizen. Onder die omstandigheden heeft de Politie op goede gronden geoordeeld dat van een abnormaal lage niet-marktconforme prijs die tot uitsluiting zou
kunnenleiden geen sprake is.
5.4.
De door [eiseres] gevorderde advocaatkosten dienen ten slotte eveneens te worden afgewezen. Juist is dat de Politie bij brief van 1 oktober 2015 – bij wege van uitzondering op de in de aanbestedingsstukken opgenomen bepaling dat kosten en schade als gevolg van het niet gunnen van de opdracht voor rekening en risico van de inschrijver komen – heeft aangeboden de onnodig door [eiseres] gemaakte advocaatkosten, voortvloeiende uit de aanvankelijk onjuist berekende scores op de subgunningscriteria C-C1 en C-C3 te vergoeden. Door [eiseres] is – nog daargelaten dat ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden is – echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de advocaatkosten waarvan thans vergoeding wordt gevorderd hebben te gelden als onnodige kosten in voormelde zin. Zoals de Politie terecht heeft opgemerkt, stelt [eiseres] immers thans in het onderhavige (tweede) kort geding nagenoeg dezelfde vorderingen in als in het eerste door haar aangespannen kort geding. Hieruit volgt dat [eiseres] , ook wanneer direct de juiste scores op de subgunningscriteria C-C1 en C-C3 bekend zouden zijn gemaakt, de Politie in rechte zou hebben betrokken en bedoelde kosten aldus (grotendeels) eveneens zou hebben gemaakt.
5.5.
[eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor de door de Politie en MB Safety gevorderde veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het door [eiseres] gevorderde af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van zowel de Politie als MB Safety telkens begroot op € 2.725,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 1.909,-- aan griffierecht;
- bepaalt dat de verschuldigde proceskosten dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken en dat - bij gebreke daarvan - daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
- verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2015.
mw