Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiseres] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Gelet op het bovenstaande is een medische noodsituatie op korte termijn bij uitblijven van behandeling niet uit te sluiten. Uitgaande van de juistheid van de beschikbare informatie concludeert de medisch adviseur dat psychiatrische en psychologische behandeling in het land van herkomst aanwezig is, onder andere in het Psychiatric Medical center te Yerevan. Huisartsenzorg is aanwezig in Primary Health Care centers/polyclinics te Yerevan. Daarnaast is adequate medicatie beschikbaar in het land van herkomst.
Voorts is eiseres in staat om te reizen met gangbare vervoermiddelen. Enige medische voorziening is daarbij noodzakelijk. Zo dient de medicatie tijdens de reis te worden gecontinueerd en wegens suïcidaliteit wordt medische begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige geadviseerd die ook de medicatie in beheer heeft. Tevens dient eiseres een schriftelijke medische overdracht (Europees medisch paspoort, EMP) mee te nemen ter informatie voor de toekomstige behandelaar.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit voornoemd BMA-advies blijkt dat eiseres, onder voorwaarden, in staat is om te reizen. Bij terugkeer naar het land van herkomst is geen medische noodsituatie op korte termijn te verwachten omdat aldaar adequate behandelmogelijkheden voor eiseres aanwezig zijn. Zij komt daarom niet voor toepassing van artikel 64 Vw in aanmerking.
Ter nadere onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in beroep een brief van 4 december 2014 overgelegd van de behandelaars [naam 1] en [naam 2] voornoemd, waarin de traumaveroorzakende gebeurtenissen worden omschreven en gemotiveerd wordt dat, gezien de benoemde ervaringen, eiseres de behandelaars in Armenië als onveilig ervaart, omdat zij niet erop vertrouwt dat deze hun beroepsgeheim zullen respecteren en dat zij vreest dat belastende informatie bij de autoriteiten terechtkomt, dan wel bij familieleden die zich tot eerwraak verplicht zullen voelen.
Ten aanzien van de brief van de behandelaars van eiseres van 4 december 2014 stelt verweerder zich op het standpunt dat deze brief evenmin concrete op de aard van het ontstaan van de psychische klachten van eiseres toegespitste uiteenzetting bevat over het te verwachten verloop van een voort te zetten behandeling in Armenië. Zo wordt hierin niet geconcretiseerd waarom behandeling in heel Armenië niet mogelijk zou zijn en op welke wijze de gebeurtenissen die zich in het verleden zouden hebben voorgedaan in de weg staan aan een effectieve behandeling aldaar. De overweging dat voor eiseres Armeense behandelaars, die in de Armeense context als gezagdragend worden beschouwd, door haar als onveilig worden ervaren en het niet door haar erop kunnen vertrouwen dat de behandelaars hun beroepsgeheim zullen respecteren, is volgens verweerder niet als een zodanige concretisering aan te merken. Verweerder merkt hiertoe op dat de behandelaars van eiseres verzuimen aan te geven hoe de in de brief genoemde aspecten, die als subjectief ervaren onveiligheid zijn aan te merken, thans objectief gezien een effectieve voortzetting van de behandeling van de klachten van eiseres in het gehele land van herkomst onmogelijk maken. Ter zitting heeft verweerder in dit verband verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1081).
Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 20 december 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU9578) heeft overwogen volgt uit vaste jurisprudentie van het CTG dat het BMA bij het uitbrengen van een advies aan verweerder omtrent de medische situatie van een vreemdeling, indien en voor zover de door een behandelaar van de desbetreffende vreemdeling verstrekte informatie daartoe aanleiding geeft, dient te beoordelen of die informatie, mede gezien de hem reeds uit het dossier bekende gegevens over de medische situatie van de vreemdeling, aanleiding geeft tot twijfel over de effectiviteit van de in het algemeen verkrijgbare medische behandeling of te leveren zorg in het land van herkomst dan wel het land waarnaar de vreemdeling wordt verwijderd, met name gelet op de aard van het trauma en de omstandigheden waaronder dat is veroorzaakt, althans gelet op de omstandigheden waaromtrent het BMA wel kan worden geacht zich uit te laten. Daarbij dient het BMA, voor zover nader onderzoek niet mogelijk is, in zijn advies dan wel nota in ieder geval melding te maken van die gerede twijfel.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer haar uitspraken van 5 februari 2013 (201112291/1/V1, www.raadvanstate.nl) en 29 maart 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ8692), is verweerder, teneinde aan zijn hierboven genoemde vergewisplicht te voldoen, niet gehouden om het BMA te verzoeken zich nader uit te laten over de effectiviteit van de in het algemeen verkrijgbare behandeling of te leveren zorg in het land van herkomst, indien de behandelaar van de vreemdeling niet heeft vermeld vanwege welke actuele specifieke omstandigheden in het land van herkomst adequate psychische behandeling van de vreemdeling niet mogelijk is.
De door verweerder opgeworpen vraag of de vrees die eiseres tegenover een behandeling in Armenië heeft geuit, gerechtvaardigd is, door zich op het standpunt te stellen dat haar behandelaars in voormelde brief niet hebben onderbouwd dat Armeense behandelaars als gezagdragend worden beschouwd en niet hebben toegelicht hoe het gezag van Nederlandse behandelaars verschilt van hun beroepsgenoten in Armenië, doet, mede in het licht van voornoemde klachten van eiseres, niet af aan de gestelde objectieve belemmering voor een effectieve behandeling, nu eiseres blijkens de verklaring van haar huidige behandelaars de behandeling en de behandelaars in Armenië, als gevolg van haar trauma en de omstandigheden waaronder dat volgens haar huidige behandelaars in Armenië is ontstaan, niet vertrouwt.
Verweerder is, teneinde aan zijn hierboven onder 3.3 genoemde vergewisplicht te voldoen, derhalve gehouden om het BMA te verzoeken zich nader uit te laten over de effectiviteit van de in het algemeen verkrijgbare behandeling of te leveren zorg in het land van herkomst, of, voor zover nader onderzoek niet mogelijk is, over gerede twijfel daarover.
De beroepsgrond slaagt.
De beroepsgrond slaagt niet.
Voor de volledigheid wijst de rechtbank verweerder erop dat, voor zover hij zich niet kan verenigen met het oordeel zoals neergelegd in deze tussenuitspraak en daarom thans niet voornemens is het BMA om een nader advies te vragen, hij, om nodeloze vertraging te voorkomen, de rechtbank binnen voornoemde termijn zal dienen te berichten dat hij geen gebruik maakt van de geboden gelegenheid om het gebrek te herstellen, bij gebreke waarvan verweerder uitvoering zal dienen geven aan hetgeen is overwogen in deze tussenuitspraak.
In het geval verweerder ertoe besluit het geconstateerde gebrek te herstellen, dan bepaalt de rechtbank met toepassing van artikel 8:51a, tweede lid, Awb dat verweerder binnen zes weken na het verzenden van deze uitspraak tot herstel zal moeten zijn overgegaan.