4.4De beoordeling van de tenlastelegging
Aangiftes en aanhoudingen
Aangever [slachtoffer ] heeft verklaard dat hij op 10 februari 2013 te Papendrecht constateerde dat de linkerspiegel van zijn auto los hing en voor hem duidelijk was dat de auto die naast zijn auto geparkeerd stond deze schade had veroorzaakt. Hij was boos en klopte op de rechter achterruit om de mensen in de auto aan te spreken. Hij klopte te hard en het raam sprong eruit. Ineens stonden er twee personen tegen over hem. Deze begonnen op hem in te slaan en te schoppen. Het ging daarbij om een grotere persoon en een kleinere persoon. Hij had op een gegeven moment de kleine man vast. Op dat moment trapte de grote man hem hard tegen zijn gezicht, waardoor hij op de grond viel. Hij viel een aantal malen op de grond. Hij voelde dat ze hem bleven trappen en slaan. Hij kon niets doen behalve zichzelf proberen te dekken. Aangever is naar het ziekenhuis gegaan en aldaar is hij onderzocht. De uitkomst daarvan was dat zijn beide oogkasten, zijn jukbeen en zijn kaak gebroken waren.
De vriendin van aangever, [betrokkene] , zag dat de mannen die in de auto zaten eruit renden en op haar vriend afkwamen. Zij heeft verklaard dat haar vriend geen partij was voor deze wilde, agressieve mannen. Toen haar vriend op de grond lag heeft zij gezien dat beide mannen hem met kracht in het gezicht schopten. Ze was bang dat ze haar vriend zouden doodschoppen of doodslaan. De ene buitenlandse man was een tengere jongen, de andere buitenlandse man was groter en boller.
Ter plaatse aangekomen werd [verbalisant 1] aangesproken door getuige [getuige 1] die hem aanwees welke man het slachtoffer dat op de grond lag, had geslagen en geschopt. Hierop werd de man, die verdachte bleek te zijn, door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aangehouden. Nadat verdachte was aangehouden zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een tenger uitziende jongeman lopen, die hen vroeg wat er met zijn vriend ging gebeuren die in het dienstvoertuig zat. De verbalisanten zagen dat deze man voldeed aan het signalement dat [betrokkene] eerder aan hen had doorgegeven. Daarop is deze man, die verdachte [medeverdachte] bleek te zijn, aangehouden.
Getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3]
Op 10 februari 2013 zag [getuige 1] vanuit zijn woonkamer dat op een afstand van ongeveer 20 à 25 meter een jongen aan zijn jas werd meegesleurd door twee onbekende mannen. De grote man trok hem naar beneden, waarna de jongen op de straat kwam te liggen en waarna de mannen allebei tegen de jongen schopten. De kleine man schopte tegen het lichaam en de grotere man schopte tegen het hoofd en rug.De getuige is naar buiten gerend en sprak de mannen aan, waarna zij stopten. Hij pakte de grote man bij zijn arm met de bedoeling hem te laten staan. De politie was snel ter plaatse waarna die de grotere man overnam. De getuige ging de kleinere man zoeken, die inmiddels was weggelopen. Hij vond de kleinere man. Deze werd door de politie meegenomen.
[getuige 2] hoorde gegil en geschreeuw. Vanuit haar woonkamer zag ze dat een man hard wegrende voor twee mannen die hem achtervolgden. De man werd door hen ingehaald en duidelijk met geweld neergehaald. Zij heeft gezien dat de mannen vervolgens op de op de grond liggende man begonnen in te schoppen.Zij zag dat een vrouw nog probeerde de man op de grond af te schermen. De getuige heeft verklaard dat de man op de grond meerdere malen tegen zijn hoofd werd geschopt. Volgens haar werd de man zelfs tientallen keren tegen zijn hoofd geschopt. Daarbij heeft zij opgemerkt dat zij dit ondanks de duisternis goed kon zien, waarbij haar zichtbeeld wel versterkt werd door de lantaarnpalen.
[getuige 3] reed in zijn auto langs de plek van de vechtpartij. Hij is gekeerd en teruggereden. Hij zag dat er getrapt werd tegen een persoon die op de grond lag. Hij heeft verklaard dat het er ruw aan toe ging. De mannen waren met kracht aan het trappen. Hij had het idee dat er bewust tegen het hoofd aan werd getrapt. Ze bleven maar tegen zijn hoofd aantrappen.Hij zag dat de mannen hierna wegrenden. Hij zag dat een man, een getuige, één van de daders terugstuurde richting een politieauto. Hij zag dat de politieagenten in gesprek gingen met de getuige en de verdachte. Hij zag dat dezw verdachte werd aangehouden en in de politieauto werd gestopt. Even daarna kwam de tweede verdachte naar de politie lopen. [getuige 3] herkende hem meteen als één van de verdachten die het slachtoffer had geschopt. Hij hoorde deze man zeggen dat de aangehouden persoon zijn vriend was. Deze tweede verdachte werd door de politie aangehouden.
[verdachte]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij betrokken is geweest bij de vechtpartij en de aangever heeft geslagen en geschopt.Hij heeft hem geslagen, omdat hij zich heeft verdedigd. Tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij tijdens de vechtpartij schoenen van een zacht materiaal (zoals kunstleer of suède) aan had.
Letsel
In het dossier is een geneeskundige verklaring opgenomen van L.C. Los, forensisch arts, van 12 april 2013. Daaruit volgt dat aangever na de vechtpartij op 10 februari 2013 op de spoedeisende hulp van het Albert Schweitzerziekenhuis Dordrecht is geweest. Aldaar heeft de chirurg de volgende objectieve bevindingen geconstateerd: ‘Forse bloeduitstorting rondom het rechteroog en minder om het linkeroog, de oogkassen en jukbeenderen waren drukpijnlijk. Op een CT-scan van het aangezicht werden meerdere breuken gezien: wand en bodem van de rechter oogkas, wand van de linkeroogkas, wand van de kaakbijholte rechts, jukbeen rechts en breuk van de neus. Patiënt is verwezen naar de kaakchirurg voor verdere behandeling.’ De arts heeft de duur van de genezing geschat op zes tot acht weken.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte en de medeverdachte op 10 februari 2013 te Papendrecht beiden uit de auto zijn gestapt en beiden geweld tegen het [slachtoffer ] hebben gebruikt. Getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard dat er door de mannen meermalen tegen het hoofd van aangever is getrapt dan wel geschopt terwijl deze op de grond lag. Over de intensiteit van het schoppen heeft getuige [getuige 2] verklaard dat er tientallen malen werd geschopt. [getuige 3] heeft verklaard dat het er ruw aan toe ging en er met kracht werd getrapt. De vriendin van de aangever heeft eveneens verklaard dat er meermalen met kracht in het gezicht werd geschopt terwijl haar vriend op de grond lag. Ze was bang dat de verdachte en de medeverdachte hem zouden doodschoppen of doodslaan. De rechtbank ziet geen reden om aan de waarnemingen van deze ooggetuigenverklaringen te twijfelen. De verklaringen vinden bovendien steun in het objectief vastgestelde ernstige letsel bij aangever. Het enkele feit dat de arts meerdere breuken op verschillende plaatsen in het aangezicht van aangever heeft geconstateerd, maakt dat er meermalen met kracht geweldshandelingen tegen zijn hoofd moeten hebben plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de aangever door de verdachte en zijn [medeverdachte] meermalen met kracht tegen het hoofd is geschopt. Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank bovendien vast dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en derhalve van medeplegen. Dit betekent dat de gepleegde geweldshandelingen zowel aan de verdachte als diens medeverdachte kunnen worden toegerekend. Aldus worden alle geweldshandelingen tezamen in ogenschouw genomen.
Het hoofd is een zeer kwetsbaar gedeelte van het menselijk lichaam. Naar algemene ervaringsregels kan het meermalen met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd leiden tot de dood van het slachtoffer, omdat het schedel- en hersenletsel met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang en verband beschouwd, moet de kans op de dood als gevolg van de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachte in deze zaak als aanmerkelijk worden aangemerkt. Deze kans is blijkens de aard van die gedragingen ook bewust aanvaard. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de verdachte en diens medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat zij door hun handelen het slachtoffer dodelijk zouden verwonden, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer.
Op grond van de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten is verwezen en in het licht van de hiervoor vermelde (bewijs)overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich op 10 februari 2013 samen met een ander opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op de aangever.