vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer: 01/825345-12
Datum uitspraak: 07 november 2012
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1990],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 september 2012. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 juli 2012 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist met kracht in/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet met kracht een schop/trap heeft gegeven tegen het hoofd/gezicht van voornoemde [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] op dat moment bewegingsloos met zijn hoofd/gezicht op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 juli 2012 te Eindhoven aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (breuk(en) in het gezicht), heeft toegebracht, door opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met gebalde vuist met kracht in het gezicht te slaan van die [slachtoffer] en/of meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet (met kracht) een schop/trap tegen het hoofd van die [slachtoffer] te geven, terwijl die [slachtoffer] bewegingsloos met zijn hoofd/gezicht op de grond lag;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 juli 2012 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist met kracht in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet (met kracht) een schop/trap tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegeven, terwijl die [slachtoffer] bewegingsloos met zijn hoofd/gezicht op de grond lag; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo 45 wetboek van strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet aangetoond dat verdachte de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij [slachtoffer] welbewust heeft aanvaard. Het is naar het oordeel van de rechtbank geen feit van algemene bekendheid dat de kans aanmerkelijk is dat iemand met een enkele trap tegen het hoofd om het leven komt. Bijzondere omstandigheden die dit anders maken zijn ter terechtzitting niet naar voren gekomen.
De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde.
Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van zware mishandeling zal eerst moeten worden vastgesteld tengevolge van welke geweldshandeling [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Medeplegen is niet ten laste gelegd. De rechtbank is op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat niet kan worden vastgesteld tengevolge van welke geweldshandeling, het slaan met gebalde vuist door medeverdachte [medeverdachte] of het trappen met geschoeide voet door verdachte zelf, het zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. De rechtbank acht aldus niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde.
Het gewelddadig handelen van verdachte, het met geschoeide voet met kracht schoppen/trappen tegen een hoofd van [slachtoffer], kan naar algemene ervaringsregels leiden tot zwaar lichamelijk letsel bij die persoon, zoals inwendig letsel en/of botbreuken. Dit is met name het geval indien het geweld, zoals in deze zaak, wordt uitgeoefend tegen een bewusteloos op de grond liggend slachtoffer. De rechtbank acht de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk en de verdachte heeft dit kans ook aanvaard.
Verdachte had het gevolg en risico van zijn handelen, als normaal denkend mens, ook kunnen en moeten begrijpen. Onder deze omstandigheden geldt dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 07 juli 2012 te Eindhoven, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met geschoeide voet met kracht een schop/trap tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegeven, terwijl die [slachtoffer] bewegingsloos met zijn hoofd/gezicht op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Terzake poging doodslag een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van het voorarrest en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht zoals verwoord in het reclasseringsrapport d.d. 28 september 2012. Toewijzing van de vordering benadeelde partij ad € 6.635,50 met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (de maatregel van 36f van het Wetboek van Strafrecht dient te worden beperkt tot de helft van voornoemd bedrag), hoofdelijk en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
- de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het zeer gewelddadig karakter van het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat verdachte er niet voor is teruggeschrokken tegen een weerloos slachtoffer dergelijk zwaar geweld te gebruiken, alsmede dat verdachte zich om het lot van het slachtoffer volstrekt niet heeft bekommerd. Geweldsfeiten in de openbare ruimte roepen gevoelens van onrust en angst op;
- verdachte verkeerde tijdens het plegen van het feit onder invloed van alcohol waarvan hij de negatieve werking op zijn gedrag kende of moest begrijpen en welke hij toch heeft gebruikt.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee:
- verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet;
- verdachte heeft zich bereid verklaard om een cursus training alcohol en geweld te gaan volgen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van poging tot dooslag en van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
De schade die [slachtoffer] heeft geleden betreft rechtstreekse schade veroorzaakt door het tegen [slachtoffer] door verdachte en [medeverdachte] tezamen gepleegde geweld op 7 juli 2012 te Eindhoven. Op grond van de beschrijving van de voorgenomen behandeling en de begroting van de kosten van die behandeling is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van de materiële schade voldoende gemotiveerd is onderbouwd en in zoverre onvoldoende gemotiveerd is betwist. Verdachte is op basis van groepsaansprakelijkheid mede verantwoordelijk voor de door het slachtoffer geleden schade en die schade kan in redelijkheid aan hem worden toegerekend.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd en in haar geheel toewijsbaar. Het bedrag ad EUR 1.500,00 (immateriële schade) wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. De gevorderde wettelijke rente over het bedrag van EUR 5.609,50 (materiële schade; tandartskosten) wordt afgewezen omdat niet blijkt dat de benadeelde dit bedrag al heeft betaald.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Motivering van de hoofdelijkheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het bedrag ad EUR 1.500,00 (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 302.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. meer subsidiair:
Poging tot zware mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. meer subsidiair:
Gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht met een proeftijd van 2 jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich binnen drie dagen na zijn invrijheidsstelling meldt bij de reclassering, Novadic-Kentron te Eindhoven en dat veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering Novadic-Kentron hem geeft zolang en zo frequent als de reclassering dat gedurende deze periode nodig acht.
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit de Training alcohol en geweld, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie aan veroordeelde zullen worden gegeven.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. meer subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 7109,50 subsidiair 70 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR 7.109,50 (zegge: zevenduizend honderdnegen euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 70 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het bedrag ad EUR 1.500,00 (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van EUR 7.109,50 (zegge: zevenduizend honderdnegen euro en vijftig eurocent). Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding. Het bedrag ad EUR 1.500,00 (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. J.M.J. Denie, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 7 november 2012.
Mr. J.M.J. Denie is buiten staat dit vonnis (mede) te ondertekenen.