ECLI:NL:RBDHA:2015:15378
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verbod tenuitvoerlegging strafrechtelijke schadevergoedingsmaatregel afgewezen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 december 2015 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] de Staat der Nederlanden vorderde te verbieden de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen die voortvloeit uit een opgelegde schadevergoedingsmaatregel. [eiser] was eerder door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met een schadevergoedingsmaatregel van € 17.463,94. Na het uitblijven van betaling door [eiser] heeft het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) beslag gelegd en een arrestatiebevel uitgevaardigd, wat leidde tot de detentie van [eiser].
In zijn vordering stelde [eiser] dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis onrechtmatig was, omdat zijn financiële situatie na het vonnis was verslechterd door schulden en werkloosheid. Hij had zich aangemeld voor een schuldsaneringstraject en het CJIB had geweigerd een betalingsregeling te treffen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de wetgeving omtrent schadevergoedingsmaatregelen vereist dat deze ten uitvoer worden gelegd, ongeacht de financiële situatie van de veroordeelde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering van [eiser] moest worden afgewezen, omdat de tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel niet onrechtmatig was, en dat het CJIB correct had gehandeld volgens de geldende richtlijnen.
De voorzieningenrechter heeft [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn vastgesteld op € 1.429,--, te vermeerderen met wettelijke rente. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.