4.4De beoordeling van de tenlastelegging
Bewijsuitsluiting
De raadsman heeft gepleit voor bewijsuitsluiting van de fotoconfrontatie met de aangever en het aanvullende proces-verbaal, voorzien van nummer PL1500-2014053663-57.
De rechtbank is van oordeel dat de fotoconfrontatie met de aangever niet van het bewijs zal worden uitgesloten. Hoewel de politie gebruik heeft gemaakt van een ongelukkige woordkeuze door in het proces-verbaal simulatie fotobewijsconfrontatie op pagina 177 aan te geven dat de foto van de [verdachte] bewerkt is, is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan leiden tot bewijsuitsluiting. Door het Pelle-kapsel (naar de rechtbank begrijpt: een kapsel zoals voetballer Graziano Pellè) van de [verdachte] op de foto aan te passen, viel de verdachte minder op tussen de foto’s van de figuranten. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de fotoconfrontatie voor de aangever eerder bemoeilijkt. Desalniettemin heeft de aangever bij de foto van de verdachte aangegeven “Die is het zeker en zijn gezicht trekt mij heel erg aan met de bril”.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het aanvullende proces-verbaal, zoals door de raadsman en de rechtbank van de officier van justitie is ontvangen op 1 juli 2015, te weten een dag voor de zitting, niet zal worden uitgesloten van het bewijs. Het aanvullende proces-verbaal is op een laat moment in de procedure ingebracht. Het is echter niet omvangrijk en bevat geen nieuwe informatie. De raadsman heeft aangegeven dat hij niet in de gelegenheid was om het aanvullende proces-verbaal voor de zitting met de verdachte te bespreken. Ter terechtzitting is de raadsman in de gelegenheid gesteld het aanvullende proces-verbaal alsnog te bespreken met de verdachte, hier wenste hij echter geen gebruik van te maken. Het aanvullende proces-verbaal is op verzoek van de officier van justitie ter terechtzitting voorgehouden en besproken, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet het bewijsmiddel uit te sluiten van het bewijs.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aangifte [aangever]
De aangever heeft verklaard dat hij zijn motorscooter van het merk Gilera, type Runner, wilde verkopen en daartoe een marktplaatsadvertentie had geplaatst. Op 16 maart 2014 werd hij naar aanleiding van de advertentie gebeld door een anoniem telefoonnummer. De aangever maakte een afspraak voor later die dag, om 18:30 uur, bij het pannenkoekenhuis op het Malieveld te Den Haag. Tussen 17:30 uur en 18:30 uur had de aangever zes oproepen gemist. Om 18:12 uur ontving hij een WhatsApp-bericht van het telefoonnummer [06-nummer] met de vraag of de afspraak nog door zou gaan. De aangever heeft de afspraak vervolgens bevestigd. Bij het Malieveld ontmoette de aangever een jongen bij de skatebaan achter het pannenkoekenhuis. De aangever is ervan overtuigd dat dit dezelfde jongen was als die hij eerder aan de telefoon had gesproken. Nadat de aangever een tijd stond te praten met deze jongen, zag de aangever de jongen weglopen naar twee jongens die bij de skatebaan zaten. Vervolgens kwamen de drie jongens in de richting van de aangever lopen. De jongen die de scooter wilde kopen stond achter de aangever te draaien en pakte iets uit zijn jaszak. De aangever voelde dat iets tegen zijn jas ter hoogte van zijn nek werd geduwd en hoorde een tikkend geluid zoals “tak, tak, tak”. De jongen probeerde een taser tegen de rechterzijde van de nek van de aangever te duwen. De aangever viel samen met de scooter om. Toen de aangever zag dat de andere twee jongens de scooter pakten, haalde hij een ploertendoder uit zijn zak en rende hij naar de jongens toe. De jongens lieten de scooter los en gingen achteruit. Toen de aangever zijn scooter pakte, kwamen de jongens opnieuw op hem af. Dit ging een aantal keer zo door totdat de aangever kans zag de scooter met draaiende motor van de grond te pakken en weg te rijden. Tijdens het verdedigen van de motorscooter werd een steen of stok tegen het gezicht van de aangever gegooid door de jongen met de taser. Als gevolg daarvan heeft de aangever een klein wondje boven zijn rechteroog.
De aangever gaf de volgende signalementen van de drie jongens:
- de jongen die de scooter wilde kopen: getint uiterlijk (Turks of Marokkaans), 1.78 meter lang, slank postuur, glimmende zwarte jas tot zijn middel, witte capuchon, zwarte joggingbroek, glimmende zwarte sneakers;
- jongen 2: Antilliaans uiterlijk, Pelle-kapsel, slank postuur, ongeveer 1.80 meter lang, brildragend, donkere spijkerbroek, donkere gewatteerde jas;
- jongen 3: Antilliaans uiterlijk, Pelle-kapsel slank postuur, ongeveer 1.78 meter lang, donkere spijkerbroek, donkere jas soortgelijk aan de jas van jongen 2.
De aangever heeft voorts verklaard dat de leeftijd van de drie verdachten rond de 15 of 16 jaar zou zijn.
Bevindingen politie
Onderzoek door de politie heeft de volgende bevindingen opgeleverd.
[verbalisant 1] heeft de camerabeelden bekeken van de eigenaar van het pannenkoekenhuis, gevestigd op het Malieveld. De beelden van 16 maart 2014 zijn afkomstig van een camera die is bevestigd aan de achterzijde van het pannenkoekenhuis.
De verbalisant ziet om 18:49:16 uur twee mannen met een scooter lopen op de Koekamplaan in de richting van de Boslaan. De eerste man is gekleed in een donkere broek en een donkere jas met daaronder een witte capuchon. Om 18:49:45 uur lopen de mannen uit beeld. Om 18:55:30 lopen twee mannen vanaf het grasveld naar de skatebaan en gaan op een bankje zitten. Om 18:58:02 uur komt een jongen, gekleed in donkere jas en broek, petje en capuchontrui, aan rennen. Hij praat met de twee mannen op het bankje. Vervolgens staan de mannen op en lopen zij met de andere man mee in de richting van de Boslaan. Om 19:08:33 uur loopt een man in de richting van de Koningskade. Hij heeft een voorwerp in zijn hand dat zichtbaar felle lichtflitsen afgeeft. Om 19:08:49 uur rijdt een man op een scooter hard vanuit de Boslaan in de richting van de Koningskade. Een van de mannen loopt hard naar de scooter maar komt er niet bij. Om 19:09:20 uur rennen drie mannen in de richting van de Koningskade.
[verbalisant 2] heeft onderzoek verricht naar het mobiele telefoonnummer [06-nummer] . Uit de zoekmachine “google”, waar voornoemd nummer werd ingevoerd, bleek dit nummer gekoppeld te zijn aan het [instagram account] .
Aan dit account is een foto gekoppeld, welke is bijgevoegd bij het proces-verbaal.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij de persoon op de foto is en dat deze foto is gekoppeld aan zijn Facebook-account.
Uit onderzoek door de politie is gebleken dat als verdachte van de poging tot diefstal kon worden aangemerkt: [medeverdachte] . Deze verdenking werd gebaseerd op de volgende omstandigheden:
- [medeverdachte] werd op 27 februari 2014 gehoord als verdacht van diefstal/heling van scooterkappen. Tijdens dit verhoor gaf [medeverdachte] aan dat hij bereikbaar was op onder andere het telefoonnummer [06-nummer] ;
- Op 8 maart 2014 wordt melding gemaakt van de controle van een motor, Gilera Runner. [06-nummer] was op dat moment in gezelschap van [verdachte] .
Telefoontaps
De politie heeft de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte] in de periode van
27 maart 2014 tot en met 10 april 2014 opgenomen en afgeluisterd nadat [medeverdachte] telefonisch is uitgenodigd op het politiebureau te verschijnen ter zake een straatroof.
Op 31 maart 2014 te 14:43:09 uur belt [medeverdachte] met het telefoonnummer [06-nummer] . In dit gesprek vertelt [medeverdachte] dat hij naar het politiebureau gaat.
Op 31 maart 2014 te 16:35 uur belt [medeverdachte] opnieuw met het telefoonnummer [06-nummer] . De man aan de andere kant van de lijn zegt dat hij [naam] is en niet [verdachte] en dat [verdachte] in de straat aan het chillen is met [naam] . De politie heeft geconstateerd dat het zeer aannemelijk is dat [verdachte] de gebruiker is van het mobiele telefoonnummer [06-nummer] .
Op 31 maart 2014 te 16:49 uur belt [medeverdachte] met het telefoonnummer [06-nummer] . De man aan de lijn zegt: “ [verdachte] zeg effe wat”. Vervolgens komt [verdachte] aan de lijn en wordt door [verdachte] aan [medeverdachte] gevraagd: “Wat het je gezegd dan?” en “Wat hebben ze gevraagd dan?”.
Op 1 april 2014 te 16:19 uur belt [medeverdachte] met het telefoonnummer [06-nummer] . In dit gesprek geeft de man aan de andere kant van de lijn aan dat hij heeft gehoord dat er iets is gebeurd. [medeverdachte] zegt: “ja man ik moet morgen voor die dinges, kankerzooi man”. Vervolgens zegt de man: “Als je mijn naam ook noemt, nou ja je gaat in de fik, ja?”.
De politie heeft de gesprekken, gevoerd met de telefoon met telefoonnummer [06-nummer] , vermoedelijk toebehorende aan [verdachte] , in de periode van 4 juli 2014 tot en met
18 juli 2014 opgenomen en afgeluisterd nadat [verdachte] op 7 juli 2014 schriftelijk en op 9 juli 2014 te 16:00 uur na telefonisch contact met de moeder van [verdachte] , is uitgenodigd op het politiebureau te verschijnen ter zake een straatroof.
Op 9 juli 2014 te 17:24:12 uur wordt het telefoonnummer van [verdachte] gebeld. De man aan de andere kant van de lijn zegt: “ [verdachte] ?”. Waarop de andere persoon zegt: “Ja”. Vervolgens zegt de man aan de andere kant van de lijn: “Maandag ga je vastzitten voor die motorrunner, ik zweer ze hebben net jouw moeder gebeld en [naam] ”.
De politie heeft geconstateerd dat het telefoonnummer [06-nummer] daadwerkelijk, zoals vermoed werd, in gebruik is bij de verdachte [verdachte] .
Telefoongegevens
De verdachte heeft op 17 maart 2014 bij de politie verklaard dat hij ongeveer een week eerder zijn telefoon kwijt is geraakt en dat hij deze telefoon regelmatig heeft gebeld via de telefoon van een vriend.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zijn telefoon op 7 of 8 maart 2014 is kwijtgeraakt en dat hij drie of vier keer heeft gebeld naar deze telefoon.
Uit nader onderzoek door de politie is gebleken dat tussen 6 maart 2014 en het moment dat de verdachte bij de politie is gehoord op 17 maart 2014 tweemaal is gebeld naar het telefoonnummer [06-nummer] . Beide keren werd voornoemd nummer gebeld door een telefoonnummer waarvoor een KPN-abonnement was afgesloten op naam van de VTS Politie Nederland.
Fotoconfrontatie
Bij een fotoconfrontatie waarbij de aangever een fotoselectie van acht foto’s is getoond, werd door de politie waargenomen dat de aangever direct kijkt naar de foto van de verdachte en daarnaar blijft kijken. Op de vraag of de bedoelde persoon zich in de selectie bevond, heeft de aangever verklaard dat hij het zeker is en dat zijn gezicht de aangever erg aantrekt met de bril.
Conclusie van de rechtbank
Dat de situatie bij het Malieveld in Den Haag op 16 maart 2014 is verlopen zoals door de aangever is beschreven, wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door de camerabeelden afkomstig van het pannenkoekenhuis. Uit deze beelden blijkt dat sprake is van een situatie waarbij een man met een scooter en drie andere mannen betrokken zijn. De twee mannen bij de skatebaan worden op de beelden gezien. Ook wordt gezien dat één van de mannen een capuchon draagt en dat één van de mannen een voorwerp in zijn hand heeft dat lichtflitsen afgeeft. Vervolgens wordt bevestigd dat een man op een scooter hard wegrijdt, dat één van de andere mannen daar achteraan rent en dat drie mannen vervolgens in een andere richting rennen. De tijdstippen op de camerabeelden komen overeen met de verklaring van de aangever. Gelet op vorenstaande overeenkomsten, acht de rechtbank de verklaring van de aangever betrouwbaar en derhalve wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een poging tot diefstal met geweld in vereniging.
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat voldoende is gebleken dat de verdachte betrokken is geweest bij de poging tot diefstal met geweld op 16 maart 2014. De rechtbank gaat ervan uit dat met de telefoon van de [medeverdachte] is gebeld met de aangever naar aanleiding van de marktplaatsadvertentie van de motorscooter van de aangever. Dat de verdachte degene is geweest die een WhatsApp-bericht heeft gestuurd naar de aangever en de aangever vervolgens, samen met de medeverdachten, heeft ontmoet bij het Malieveld in Den Haag, is voor de rechtbank voldoende gebleken uit het volgende. Uit onderzoek door de politie is gebleken dat aan het nummer [06-nummer] het [instagram account] is gekoppeld. De foto behorende bij dit Instagram-account is ter terechtzitting aan de verdachte getoond, waarop de verdachte heeft verklaard dat hij de persoon op de foto is.
De verklaring van de verdachte, dat hij zijn telefoon met nummer [06-nummer] rond 7 maart 2014 is kwijtgeraakt en dus niet gebruikt kan hebben voor het versturen van een WhatsApp-bericht naar de aangever, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Deze verklaring vindt geen steun in het dossier. Ook de verklaring van de verdachte dat hij zijn telefoon heeft gebeld nadat hij deze is kwijtgeraakt gaat niet op. Dit blijkt immers niet uit de historische verkeersgegevens waarnaar door de politie uitvoerig onderzoek is verricht. Ook de verklaring van de moeder van de verdachte, inhoudende dat de verdachte zijn telefoon is kwijtgeraakt, acht de rechtbank in voornoemd verband onaannemelijk.
Dat de verdachte betrokken was bij de straatroof op 16 maart 2014 blijkt volgens de rechtbank ook uit het volgende. Uit de diverse telefoontaps is gebleken dat de medeverdachte [medeverdachte] belt met het telefoonnummer [06-nummer] , waarvan later op basis van de inhoud van de gesprekken is geconstateerd dat ook dit telefoonnummer toebehoort aan de verdachte, en dat zij spreken over de politie en over hetgeen [medeverdachte] gezegd zou hebben.
In een ander gesprek lijkt [medeverdachte] contact te hebben met een derde verdachte, die [medeverdachte] waarschuwt om zijn naam niet te noemen. Dat een derde verdachte betrokken is bij het incident blijkt ook uit de verklaring van de aangever.
De verdachte wordt, vlak nadat zijn moeder telefonisch op de hoogte is gesteld van de uitnodiging dat de verdachte zich dient te melden op het politiebureau, gebeld door een onbekend gebleven persoon. Deze persoon waarschuwt de verdachte dat zijn moeder is gebeld en dat hij zal gaan vastzitten voor die motorrunner.
Uit de fotoconfrontatie met de aangever is voldoende gebleken dat de aangever de verdachte herkent als betrokken persoon bij de poging tot diefstal met geweld. Daarbij heeft de aangever ook verklaard dat het gezicht met de bril hem heel erg aantrekt. Dit komt overeen met het signalement dat de aangever eerder in zijn aangifte heeft gegeven van jongen 2. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat de verdachte betrokken is geweest bij de poging tot diefstal met geweld in vereniging.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, acht de rechtbank de verklaring van de moeder, inhoudende dat de verdachte op 16 maart 2014 thuis was vanaf 18:00 uur, niet geloofwaardig.
De rechtbank is gelet op vorenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich tezamen en in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal met geweld.