Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 juni 2015, met producties 1 tot en met 18;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring met productie 25, tevens voorwaardelijke conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 24;
- de incidentele conclusie van antwoord met productie 19.
2.Vorderingen en grondslagen in de hoofdzaak
3.Vorderingen en grondslagen in het bevoegdheidsincident
Erfolgsortis onjuist is, omdat de gestelde schade van Sandoz in Nederland zuivere vermogensschade vormt. Volgens Leo Pharma heeft Sandoz in de dagvaarding geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat het arrondissement Den Haag
Handlungsortof
Erfolgsortvan het gestelde onrechtmatig handelen is.
4.De beoordeling in het incident
Erfolgsort), omdat de gestelde onrechtmatige daad op de Nederlandse relevante markt zou hebben plaats gevonden. Leo Pharma zou Sandoz van de Nederlandse markt voor psoriasis geneesmiddelen hebben geweerd. Nederland is derhalve niet louter de plaats waar Sandoz de gestelde vermogensschade heeft geleden. De gestelde beïnvloeding van de markt heeft in heel Nederland plaatsgevonden en daarmee ook binnen het arrondissement van deze rechtbank. Deze rechtbank kan haar bevoegdheid voor de gestelde onrechtmatige daden derhalve ontlenen aan artikel 7 lid 2 EEX II-Vo.
voor zoverdie ongerechtvaardigde verrijking niet tevens een onrechtmatige daad vormt. Op grond van het arrest Kafelis/Schröder [3] geldt de alternatieve bevoegdheid van artikel 7 aanhef en onder lid 2 EEX II-vo uitsluitend voor vorderingen uit onrechtmatige daad. Volgens dat arrest moet het begrip ‘onrechtmatige daad’ echter autonoom verdragsrechtelijk worden uitgelegd. Daaronder valt elke rechtsvordering die beoogt de aansprakelijkheid van een verweerder in het geding te brengen en die geen verband houdt met een 'verbintenis uit overeenkomst' in de zin van (thans) art. 7 sub 1 EEX II-Vo. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen vorderingen uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking onder dit ruime verdragsrechtelijke begrip ‘onrechtmatige daad’ worden gerekend. De rechtbank kan dan ook tevens bevoegdheid ontlenen aan artikel 7 aanhef en onder lid 2 EEX II-Vo voor zover de vorderingen zijn gebaseerd op deze tweede grondslag en geen onrechtmatige daad in de striktere Nederlandse zin vormen.
5.De beslissing
23 december 2015voor beraad comparitie,