Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 12 februari 2015
[eiser],
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Het procesverloop
De beoordeling
De beslissing
vernietigt het besluit van 8 december 2014;
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2015, met zaaknummer AWB 14/27803, werd de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Eiser, van Albanese nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend op 11 november 2014, maar deze werd op 8 december 2014 afgewezen. Eiser stelde dat hij Albanië had verlaten vanwege een bloedwraakvete, maar de IND oordeelde dat zijn verklaringen niet geloofwaardig waren en dat hij niet de benodigde documenten had overgelegd ter ondersteuning van zijn asielrelaas. De rechtbank oordeelde dat de IND de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser had beoordeeld op basis van een verzwaarde bewijslast, die per 1 januari 2015 was komen te vervallen door de inwerkingtreding van het WBV 2014/36 en de Werkinstructie 2014/10. Deze wijziging in beleid betekende dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van asielaanvragen niet langer op dezelfde wijze plaatsvond. De rechtbank concludeerde dat de IND niet had gemotiveerd waarom het nieuwe beleid niet van toepassing was op de zaak van eiser. Hierdoor was de rechtbank van oordeel dat het beroep gegrond was en het besluit van de IND vernietigd moest worden. De rechtbank droeg de IND op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, waarbij rekening gehouden moest worden met het gewijzigde beleid. Tevens werd de IND veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 974 werden vastgesteld.