In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 november 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen [X] B.V. en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland. De eiseres, [X] B.V., had beroep ingesteld tegen een besluit van 20 februari 2014, waarin de bezwaren tegen eerdere invorderingsbesluiten ongegrond werden verklaard. De zaak betreft de handhaving van voorschriften uit een omgevingsvergunning die aan eiseres was verleend voor de productie van bio-ethanol. Eiseres werd gelast om te voldoen aan bepaalde emissievoorschriften, met een dwangsom van € 100.000,- per overtreding, tot een maximum van € 2.000.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de geurhinderregels en dat er meerdere klachten waren ingediend door omwonenden. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard voor een aantal invorderingsbesluiten, omdat deze niet op zorgvuldige wijze waren vastgesteld. De rechtbank heeft de invorderingsbesluiten van 26 september 2013 en 11 november 2013 vernietigd, evenals de besluiten van 14 februari 2014 en 27 mei 2014 voor zover deze betrekking hadden op specifieke overtredingen. Eiseres heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten.