In deze zaak heeft de coöperatieve vereniging ZORGNETWERK OP MAAT COÖPERATIE U.A. (hierna: ZOM) een kort geding aangespannen tegen ACHMEA ZORGKANTOOR N.V. (hierna: Achmea) naar aanleiding van de uitsluiting van haar inschrijving in de inkoopprocedure voor zorg in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor het jaar 2016. ZOM, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.H. Kuiper, heeft deelgenomen aan de inkoopprocedure, maar haar offerte werd terzijde gelegd door Achmea omdat zij niet voldeed aan de geschiktheidseisen, met name het ontbreken van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor rechtspersonen. Achmea, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. de Jong, heeft de inschrijving van ZOM beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldeed aan de eisen zoals gesteld in de inkoopdocumenten.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Achmea niet aanbestedingsplichtig is en dat de verhouding tussen Achmea en de inschrijvers wordt beheerst door de precontractuele goede trouw. De rechter heeft geoordeeld dat ZOM, als geheel nieuwe zorgaanbieder, bij haar inschrijving een VOG diende te overleggen, wat zij niet heeft gedaan. De rechter heeft geconcludeerd dat Achmea terecht ZOM heeft uitgesloten van verdere deelname aan de inkoopprocedure, omdat ZOM niet tijdig de benodigde documenten had ingediend. De vorderingen van ZOM om Achmea te verplichten een overeenkomst aan te gaan, zijn afgewezen. ZOM is veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de gestelde eisen in inkoopprocedures en de gevolgen van het niet tijdig indienen van noodzakelijke documenten. De rechter heeft ook opgemerkt dat de argumenten van Achmea om ZOM uit te sluiten plausibel zijn, wat de beslissing om de vorderingen van ZOM af te wijzen verder onderbouwt.