ECLI:NL:RBDHA:2015:12430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2015
Publicatiedatum
30 oktober 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4942
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij in kruipruimte woning en belastingaanslagen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2015 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij eiser, die door een dwarslaesie aan een rolstoel gebonden is, in geschil is over de inkomsten uit hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de kruipruimte van eisers woning een hennepkwekerij is aangetroffen, wat heeft geleid tot een belastingaanslag door de Belastingdienst. Eiser had in zijn aangifte voor het jaar 2011 een belastbaar inkomen van € 15.167 opgegeven, zonder inkomsten uit hennepteelt aan te geven. De Belastingdienst heeft echter het belastbare inkomen verhoogd met € 49.251, wat resulteerde in een vergrijpboete van € 9.863 en heffingsrente. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, waarop de Belastingdienst gedeeltelijk heeft toegegeven door het bedrag aan inkomsten uit hennepteelt te verlagen naar € 46.881.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst aannemelijk heeft gemaakt dat eiser de hennepkwekerij heeft gefaciliteerd en dat hij niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De rechtbank heeft de bewijslast omgekeerd, waardoor het aan eiser was om te bewijzen dat de aanslag te hoog was vastgesteld. Eiser is hierin niet geslaagd. De rechtbank heeft de boete verlaagd tot € 3.179, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak. Tevens is de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 980. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 15/4942 en SGR 15/4911

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

16 oktober 2015 in de zaken tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser(gemachtigde: mr. M. Shaaban),

en
de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 6 juni 2015 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2011 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.418, de daarbij opgelegde vergrijpboete van € 9.863 en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente van € 1.718 alsmede op het bezwaar tegen de aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) naar een bijdrage-inkomen van € 33.427 en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente van € 29.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2015.
Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A].

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gericht tegen de aanslag IB/PVV en de aanslag Zvw en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente, ongegrond;
  • verklaart het beroep gericht tegen de boetebeschikking gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de boete;
  • vermindert de boete tot € 3.179;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 980;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. In de kruipruimte van de toenmalige woning van eiser, aan de [adres] te [woonplaats], is op 2 januari 2012 door de politie een hennepkwekerij aangetroffen. Hierbij zijn 516 hennepplanten en 30 assimilatielampen aangetroffen.
2. In verband met de betrokkenheid van eiser bij de hennepkwekerij is hij strafrechtelijk veroordeeld tot een taakstraf.
3. Met dagtekening 14 mei 2012 heeft eiser aangifte IB/PVV voor het jaar 2011 (de aangifte) gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.167. Hierbij heeft eiser geen inkomsten uit hennepteelt aangegeven.
4. Verweerder is bij het opleggen van de aanslag IB/PVV afgeweken van de aangifte en heeft het belastbare inkomen uit werk en woning verhoogd met een bedrag van € 49.251 als resultaat uit overige werkzaamheden in verband met inkomsten uit hennepteelt. Dit bedrag is als volgt berekend: 516 planten x 29,1 gram x € 3,28. Tevens is aan eiser bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van 50% van de belasting over het bijgetelde resultaat.
5. Bij uitspraak op bezwaar is verweerder gedeeltelijk aan het bezwaar van eiser tegemoet gekomen. Het bedrag aan inkomsten uit hennepteelt is bijgesteld naar een bedrag van € 46.881. Verder gaat verweerder er vanuit dat er een medeopbrengstgenieter is, aangezien eiser door een dwarslaesie aan een rolstoel gebonden is. Hij heeft om die reden de bijtelling geschat op een bedrag van € 23.440. De vergrijpboete en heffingsrente heeft hij overeenkomstig verminderd.
6. In geschil is of en zo ja hoeveel inkomsten eiser uit de hennepteelt heeft genoten. Tevens is de vergrijpboete in geschil.
7. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat eiser het exploiteren van een hennepkwekerij in zijn woning heeft gefaciliteerd. Hiertoe overweegt de rechtbank dat reeds de wijzingen aan de elektriciteitsvoorziening in de woning, de aangebrachte voorzieningen in terras en tuin gelegen aan eisers woning en de omvang van de hennepkwekerij, aannemelijk maken dat eiser de hennepkwekerij heeft gefaciliteerd. Hieruit heeft verweerder ook terecht kunnen concluderen dat sprake is van een werkzaamheid waarmee door eiser resultaat is behaald nu het een feit van algemene bekendheid is dat het exploiteren van een hennepkwekerij een lucratieve aangelegenheid is.
Verweerder heeft, bij ontbreken van feitelijke gegevens daarover, een theoretische berekening gemaakt van het resultaat (zie onder 4) dat bij uitspraak op bezwaar met de helft is verminderd gelet op lichamelijke beperkingen van eiser (zie onder 5). De rechtbank is van oordeel dat verweerder die berekening ten grondslag heeft kunnen leggen aan het bijgetelde resultaat gegeven de bevindingen uit de rapporten die verweerder tot uitgangspunt heeft genomen. De over het resultaat verschuldigde belasting is, mede gelet op het door eiser aangegeven verzamelinkomen van € 15.167, zowel absoluut als relatief bezien aanzienlijk, zodat de rechtbank van oordeel is dat eiser niet de vereiste aangifte heeft gedaan.
8. Gelet op het oordeel onder 7 dient de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard. Het ligt dan op de weg van eiser om te doen blijken – dat wil zeggen overtuigend aantonen – dat en in hoeverre de aanslag te hoog is vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser met al hetgeen hij heeft gesteld en aangevoerd niet geslaagd in deze bewijslast. De enkele stelling van eiser dat hij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij dan wel dat de opbrengsten van de oogst geheel dan wel ten dele niet aan hem maar aan anderen ten goede zijn gekomen, acht de rechtbank daartoe onvoldoende.
9. Vervolgens is aan de orde of het door verweerder vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning berust op een redelijke schatting (vergelijk onder meer Hoge Raad 28 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF6486). De schatting door verweerder van het door eiser behaalde resultaat, met als uitgangspunt één oogst met een toerekening van 50%, acht de rechtbank redelijk. Aan de stelling van eiser dat het resultaat gegeven de omvang van de kwekerij, over meer dan twee personen zou moeten worden verdeeld, gaat de rechtbank voorbij, nu eiser voor die stelling geen bewijs heeft bijgebracht.
10. Verweerder heeft aan eiser op grond van artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een boete opgelegd van 50% van de belasting over de bijtelling. Het is aan verweerder om te bewijzen dat het aan (voorwaardelijk) opzet is te wijten dat eiser een onjuiste of onvolledige aangifte heeft gedaan. De rechtbank acht verweerder geslaagd in die bewijslast met hetgeen door hem daartoe is aangevoerd. Eiser heeft het exploiteren van een hennepkwekerij in zijn woning gefaciliteerd en heeft het daarmee behaalde resultaat niet aangegeven, terwijl hij daartoe wel verplicht was. Door het niet aangeven van het genoten resultaat heeft eiser willens en wetens de kans aanvaard dat als gevolg daarvan er geen of te weinig belasting zou kunnen worden geheven. Bij de onderhavige uitspraak op bezwaar is de boete vastgesteld op een bedrag van € 3.974. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de grondslag van de boete is vastgesteld met omkering van de bewijslast aanleiding om de boete te matigen met 20 percent, derhalve afgerond naar beneden tot € 3.179. Rekening houdend met deze vermindering acht de rechtbank de boete passend en, uit een oogpunt van normhandhaving, geboden.
11. Gelet op het oordeel onder 10 is het beroep gericht tegen de boetebeschikking gegrond verklaard.
12. Nu het beroep tegen de boete gegrond is, heeft de rechtbank aanleiding gevonden verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, rechter, in aanwezigheid van mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2015.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.