ECLI:NL:RBDHA:2015:11440

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
5 oktober 2015
Zaaknummer
C/09/446565 / HA ZA 13-771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.G.J. de Heij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling en schorsing in merkinbreukzaak Bacardi

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag werd behandeld, hebben de eiseressen, Bacardi and Company Limited en Bacardi-Martini B.V., een incident tot zekerheidstelling en schorsing ingediend tegen verschillende gedaagden, waaronder B & S Investments B.V. en B & S International B.V. De eiseressen vorderden dat de rechtbank de procedure tegen hen zou schorsen totdat er een beslissing was genomen in een eerder opgeworpen bevoegdheidsincident. Tevens vroegen zij om zekerheidstelling voor de proceskosten, aangezien Bacardi Limited geen woonplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft de vordering tot zekerheidstelling gegrond verklaard en Bacardi Limited bevolen om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 20.000,-. De rechtbank oordeelde dat Bacardi Limited niet kon aantonen dat zij een woonplaats of gewone verblijfplaats had in Nederland, en dat de uitzonderingen van artikel 224 Rv niet van toepassing waren. De rechtbank heeft de kosten van het incident voor rekening van [A] gesteld, omdat deze nodeloos waren gemaakt. De zaak is verwezen naar de rol voor een conclusie van antwoord in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/446565 / HA ZA 13-771
Vonnis in incident tot zekerheidstelling en schorsing van 30 september 2015
in de zaak van
1. de vennootschap naar vreemd recht
BACARDI AND COMPANY LIMITED,
gevestigd te Vaduz, Liechtenstein,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BACARDI-MARTINI B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
verweersters in dit incident tot zekerheidstelling en schorsing,
advocaat thans mr. N.W. Mulder te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & S INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & S INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
3.
[A],
wonende te [woonplaats] , België,
gedaagde,
verweerder in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
eiser in dit incident tot zekerheidstelling en schorsing,
advocaat mr. J.J. Schelling te Rotterdam,
4.
[B],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verweerder in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. J.J. Schelling,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & S HOLLAND TRADING GROUP B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen;
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & S B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
verweerster het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KAMSTRA EXPORT B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KAMSTRA LIQUORS B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SQUARE DRANKEN B.V.,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SQUARE DRANKEN NEDERLAND B.V.
t.h.o.d.n. Square dranken,
gevestigd te Groningen,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
11.
[C],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
verweerder in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. J.J. Schelling,
12. de vennootschap naar vreemd recht
HELLWEGE SPIRITUOSEN & WEIN VERTRIEBS GMBH,
gevestigd te Prisdorf, Duitsland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
13. de vennootschap naar vreemd recht
EMIL KRITZKY GMBH SCHIFFSAUSRÜSTUNG,
gevestigd te Prisdorf, Duitsland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.H.I. LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
15. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.H.S. B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
16. de vennootschap naar vreemd recht
CORRIG LOGISTICS EUROPE LTD.,
gevestigd te Dublin, Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
17. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEREMA TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Delfzijl,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
18. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B & S PAUL GLOBAL B.V.
t.h.o.d.n. Bosman Bonded Stores,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
19. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B&S GLOBAL TRANSIT CENTER B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
20.
[D],
wonende te [woonplaats] , Ierland,
gedaagde,
verweerder in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. J.J. Schelling,
21.
[E],
wonende te [woonplaats] , Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
advocaat mr. J.J. Schelling,
22. de vennootschap naar vreemd recht
BRANDLUX LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
23. de vennootschap naar vreemd recht
SHANNON BRANDS LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
24. de vennootschap naar vreemd recht
KEY BRANDS DISTRIBUTORS LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
25. de vennootschap naar vreemd recht
FIRST BRANDS LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen,
26. de vennootschap naar vreemd recht
PRIME BRANDS LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
gedaagde,
verweerster in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening,
niet verschenen.
Eiseressen zullen hierna afzonderlijk Bacardi Limited en Bacardi Nederland en gezamenlijk Bacardi c.s. (vrouwelijk enkelvoud) genoemd worden. Gedaagde sub 3, eiser in dit incident, zal hierna worden aangeduid als [A] , gedaagde sub 4 als [B] en gedaagde sub 11 als [C] (gezamenlijk ook: [A] c.s.); gedaagden sub 20 en 21 gezamenlijk als [D] c.s.
Voor Bacardi c.s. wordt de zaak inhoudelijk behandeld door haar procesadvocaat tezamen met mr. A.M.E. Voerman, eveneens advocaat te Amsterdam

1.De procedure

1.1.
Het hier relevante verloop van de procedure tot en met 23 juni 2015 blijkt uit:
  • Het vonnis tussen partijen in het bevoegdheidsincident van 18 maart 2015 en de daarin genoemde stukken;
  • de incidentele conclusie tot schorsing en zekerheidstelling van [A] met producties 1 tot en met 4;
  • de incidentele conclusie van antwoord, met productie 25;
  • de akte uitlaten producties van [A] van 3 juni 2015;
  • de brief van 4 juni 2015 van de advocaat van Bacardi c.s. houdende bezwaar tegen de akte uitlaten producties.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald in dit door [A] opgeworpen incident. Heden zal eveneens vonnis worden gewezen in het door [C] , [B] en [D] c.s. opgeworpen bevoegdheidsincident.
1.3.
Aan [A] is toegestaan zich bij akte uit te laten over de afbeeldingen op pagina 7 en 8 van de conclusie van antwoord in het incident en over de daarbij gevoegde productie 25. Bacardi c.s. heeft bezwaar gemaakt tegen de akte uitlaten producties van [A] , aangezien [A] zich in die akte over andere zaken heeft uitgelaten dan hem was toegestaan. De rechtbank acht dit bezwaar gegrond. Pagina twee van de akte zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.

2.Vorderingen en grondslagen in de hoofdzaak

2.1.
Bacardi c.s. vordert in de hoofdzaak – verkort weergegeven en voor zover thans relevant – veroordeling van [A] , [C] , [B] en [D] c.s. wegens hun betrokkenheid als (feitelijk) bestuurders bij merkinbreuk en onrechtmatige handelen van de sub 5, 7-10, 12-14, 18 en 22-26 genoemde mede gedaagde vennootschappen met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de overeenkomstig artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) te begroten proceskosten.
3. Het geschil in het door [A] opgeworpen incident tot schorsing en zekerheidstelling
3.1.
[A] vordert in dit incident, zakelijk weergegeven:
a. dat de rechtbank de procedure jegens hem schorst tot zes weken nadat de rechtbank vonnis heeft gewezen in het door [C] , [B] , en [D] c.s. opgeworpen bevoegdheidsincident;
b. te bepalen dat Bacardi Limited zekerheid dient te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij zou kunnen worden veroordeeld tot een bedrag van (primair) € 150.000,-, subsidiair € 25.862,- door middel van een onherroepelijke afroepgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank op gebruikelijke garantievoorwaarden, zulks onder de bepaling dat iedere beslissing wordt aangehouden totdat Bacardi Limited aan haar verplichting tot zekerheidstelling heeft voldaan, dan wel om Bacardi Limited niet-ontvankelijk te verklaren indien blijkt dat zij niet of niet tijdig aan die verplichting heeft voldaan, en met veroordeling van Bacardi Limited in de kosten van het incident.
3.2.
[A] legt aan zijn vordering tot schorsing ten grondslag dat het voor alle betrokken partijen doelmatiger is dat de zaak tegen hem wordt aangehouden totdat in het door [C] , [B] en [D] c.s. opgeworpen bevoegdheidsincident is beslist. Indien de rechtbank zich ook met betrekking tot de andere gedaagden bevoegd acht, kunnen zij gezamenlijk een conclusie van antwoord indienen, aldus [A] .
3.3.
Aan zijn vordering tot zekerheidstelling heeft [A] ten grondslag gelegd dat Bacardi Limited een partij is zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die een vordering heeft ingesteld bij de Nederlandse rechter. In dit kader heeft [A] gesteld dat Bacardi Limited gevestigd is in Liechtenstein en dat de uitzonderingen van artikel 224 Rv niet van toepassing zijn.
3.4.
Met betrekking tot de omvang van de zekerheidsstelling heeft [A] zich op het navolgende standpunt gesteld. Voor een proceskostenveroordeling op basis van artikel 1019h Rv is geen plaats omdat de vorderingen tegen [A] niet zijn gebaseerd op inbreuk op enig IE-recht van Bacardi c.s. Omdat Bacardi c.s. niettemin veroordeling in de met toepassing van artikel 1019h Rv te begroten proceskosten vordert, is [A] genoodzaakt hetzelfde te doen. Gezien de complexiteit en de te verwachten duur van de procedure zijn de proceskosten in afwijking van de IE-indicatietarieven te begroten op € 150.000,-. Subsidiair dient het liquidatietarief te worden toegepast (tarief VIII). De te verwachten proceskosten bedragen dan 8 (het aantal te verwachten procespunten) x € 3.211 = € 25.862,-.
3.5.
Bacardi c.s. heeft de incidentele vorderingen gemotiveerd bestreden. Zij heeft onder meer met verwijzing naar HR 2 maart 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BU8176) en HR 13 juli 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW4008) aangevoerd dat op de incidentele vorderingen van [A] niet eerst en vooraf behoeft te worden beslist. Zij meent dat aan haar akte niet-dienen moet worden verleend omdat [A] heeft verzuimd op de daarvoor bepaalde roldatum een conclusie van antwoord in de hoofdzaak te nemen. Bacardi c.s. voert voorts aan dat het versnipperd opwerpen van incidenten in strijd is met artikel 208 lid 3 Rv. Bacardi c.s. wijst er op dat de overige verschenen gedaagden na [A] zijn verschenen, maar wel bij dezelfde advocaat, zodat het er de schijn van heeft dat gedaagden een vertragingstactiek toepassen. [A] zou daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in zijn incidentele vorderingen.
3.6.
Wat de gevorderde zekerheidsstelling betreft heeft Bacardi aangevoerd dat deze onnodig is, aangezien verhaal van de proceskosten zowel in Zwitserland (waar het Europese hoofdkantoor van Bacardi Limited is gevestigd) als in Nederland (op de vermogensbestanddelen van Bacardi Nederland) mogelijk zal zijn. In de conclusie van antwoord in het incident heeft Bacardi Nederland in dit verband verklaard in te staan voor door Bacardi Limited te betalen proceskosten.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

Ontvankelijkheid
4.1.
Niet is in te zien waarom [A] de incidentele eis tot zekerheidsstelling niet tegelijk met de incidentele vordering in het bevoegdheidsincident heeft kunnen instellen. Volgens artikel 224 lid 4 Rv erkent hij daarmee niet de bevoegdheid van deze rechtbank. Evenmin is in te zien dat de noodzaak van zekerheidsstelling pas na het bevoegdheidsincident is gebleken. [A] heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 208 lid 3 Rv, zodat de kosten van dit incident als door hem nodeloos gemaakt moeten worden aangemerkt [1] . Die kosten dienen voor zijn rekening te komen. Er is echter geen reden [A] om die reden in zijn incidentele vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren zoals Bacardi c.s. bepleit.
Zekerheidsstelling
4.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 224 lid 1 Rv is een eisende partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland op vordering van de wederpartij verplicht zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan hij zou kunnen worden veroordeeld, tenzij één van de uitzonderingen zoals vermeld in artikel 224 lid 2 aanhef en onder a tot en met d Rv zich voordoen. Bacardi Limited beroept zich op de uitzonderingen onder b en c.
Tenuitvoerlegging in Zwitserland
4.3.
Volgens Bacardi Limited kan een tegen haar te verkrijgen vonnis op grond van het EVEX-Verdrag [2] in Zwitserland ten uitvoer worden gelegd. Zij wijst er in dit verband op dat haar Europese hoofdkantoor zich in Zwitserland bevindt, dat zij een correspondentieadres in Zwitserland heeft, dat zij in Zwitserland is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, dat zij rekeningen heeft bij een Zwitserse bank en in Zwitserland personeel in dienst heeft. De uitzondering van artikel 224 lid 2 sub b Rv is evenwel uitsluitend van toepassing op partijen die hun woonplaats of gewone verblijfplaats hebben op de plaats waar de veroordeling tot betaling van de proceskosten ten uitvoer kan worden gelegd. Bacardi Limited is statutair gevestigd in Liechtenstein. Niet is in te zien waarom zou moeten worden geoordeeld dat zij (mede) woonplaats of gewone verblijfplaats heeft in Zwitserland. De omstandigheden die Barcardi c.s. aanvoert en in het bijzonder de stelling dat zij haar
Europesehoofdkantoor in Zwitserland heeft zijn in ieder geval niet toereikend om dat aan te nemen.
Verhaal in Nederland
4.4.
De uitzondering van artikel 224 lid 2 sub c Rv doet zich voor indien aannemelijk is dat verhaal ten laste van de betrokken partij in Nederland mogelijk is. Omdat de mogelijkheid bestaat dat alleen Bacardi Limited jegens [A] in de proceskosten wordt veroordeeld, is de (gestelde) liquiditeitspositie van Bacardi Nederland in dit verband niet doorslaggevend. De verklaring van Bacardi Nederland dat zij bereid en in staat is de (eventuele) proceskosten van Bacardi Limited te voldoen, is eveneens ontoereikend. Temeer nu Bacardi Nederland gelieerd is aan Bacardi Limited, bestaat immers het risico dat pas onder de door Bacardi Nederland gestelde garantie wordt betaald nadat een executoriale titel jegens Bacardi Nederland is verkregen. Alleen al om die reden is deze garantie niet zodanig dat de proceskosten daarop zonder moeite kunnen worden verhaald, zoals artikel 6:51 BW [3] vereist.
Omvang van de zekerheidsstelling
4.5.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank Bacardi Limited bevelen zekerheid te stellen op de door [A] verlangde wijze. Partijen zijn het kennelijk met elkaar eens dat op de vorderingen tegen [A] ten aanzien waarvan de rechtbank zich bevoegd heeft geacht artikel 1019h Rv niet van toepassing is. De rechtbank dient echter ook nog te beslissen over de proceskosten die verband houden met de vorderingen waarvoor zij zich in het vonnis van 18 maart 2015 onbevoegd heeft verklaard en ten aanzien waarvan Bacardi c.s. toepassing van artikel 1019h Rv heeft gevorderd. Welke kosten [A] in verband daarmee heeft moeten maken blijkt vooralsnog niet, maar de rechtbank acht aannemelijk dat die de kosten van een niet-eenvoudige bodemprocedure zonder repliek en dupliek niet zullen overstijgen. Die kosten zijn volgens de IE-indicatietarieven te begroten op € 20.000,-. Nu rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de proceskosten (deels) zullen worden vastgesteld conform artikel 1019h Rv zal voor dat bedrag zekerheidsstelling worden gelast. Gelet op het bepaalde in artikel 616 Rv bestaat geen grond voor de door [A] gewenste aanhouding alsmede voor de bepaling dat Bacardi Limited niet-ontvankelijk zal worden verklaard indien zij nalaat tijdig zekerheid te stellen.
Akte niet dienen
4.6.
Voor in ieder geval de incidentele vordering tot zekerheidsstelling geldt dat daarop naar zijn aard in beginsel dient te worden beslist voorafgaand aan verdere proceshandelingen waarvoor [A] kosten moet maken. Indien zekerheidsstelling wordt gelast en vervolgens niet wordt gesteld heeft dat volgens het hiervoor genoemde artikel 616 lid 3 onder a Rv immers gevolgen voor de beslissing in de hoofdzaak en behoeven die kosten mogelijk niet te worden gemaakt. Artikel 224 lid 3 Rv bepaalt dan ook dat de vordering tot zekerheidsstelling kan worden ingesteld vóór alle weren. Voorts ontstaat niet zodanige vertraging van de hoofdzaak dat dit, ook gelet op de belangen van partijen, reden zou moeten zijn niet voorafgaand op de incidentele vordering te beslissen. Voor zover vertraging is ontstaan door de incidentele vordering tot het stellen van zekerheid niet in te stellen gelijk met de incidentele vordering in het bevoegdheidsincident, leidt dit tot veroordeling van [A] in de proceskosten van dit incident. Er is echter onvoldoende grond [A] geen gelegenheid meer te geven in de hoofdzaak te antwoorden. De hoofdzaak zal daarvoor worden verwezen naar de rol op de door het rolreglement bepaalde termijn van zes weken na heden.
Schorsing
Bij de gevorderde schorsing heeft [A] geen belang meer omdat in het door [C] , [B] , en [D] c.s. opgeworpen bevoegdheidsincident heden eveneens vonnis wordt gewezen zodat de schorsing zoals gevorderd aan het verloop van de hoofdzaak tegen [A] niets toe of afdoet.
Proceskosten
4.7.
Zoals overwogen onder 4.1 dienen de kosten van dit incident te worden aangemerkt als door [A] nodeloos gemaakt en dus voor zijn rekening te komen. Partijen hebben geen toepassing van artikel 1019h Rv voor de begroting van die kosten gevorderd, zodat al om die reden het liquidatietarief zal worden toegepast.

5.De beslissing

De rechtbank:
In het incident:
5.1.
beveelt Bacardi Limited
uiterlijk op woensdag 14 oktober 2015ten behoeve van [A] zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij zou kunnen worden veroordeeld tot een bedrag van € 20.000.-- door middel van een onherroepelijke afroepgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank op gebruikelijke garantievoorwaarden;
5.2.
veroordeelt [A] in de kosten van dit incident, tot dit vonnis aan de zijde van Bacardi c.s. begroot op € 452,-;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het incidenteel meer of anders gevorderde af;
In de hoofdzaak:
5.5.
verwijst de zaak naar de rol van
11 november 2015voor conclusie van antwoord in het incident tot het treffen van een voorlopige voorziening en tevens conclusie van antwoord in de hoofdzaak aan de zijde van [A] .
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G.J. de Heij en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Vergelijk de MvT op de artikelen 2.9.1 tot en met 2.9.2, kamerstukken II, 1999/2000, 26855 nr. 3.
2.Verdrag van 30 oktober 2007 betreffende rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
3.Burgerlijk Wetboek