ECLI:NL:RBDHA:2015:1008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herstel van Europees octrooi na verval door niet tijdige betaling van jaartaks

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het verzoek van eiseres, [X], tot herstel van een Europees octrooi dat per 1 december 2012 was vervallen. Eiseres had het Octrooicentrum Nederland verzocht om herstel van het octrooi, dat was vervallen omdat de verschuldigde jaartaks niet tijdig was betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat het octrooi van rechtswege was vervallen, omdat de betaling van de jaartaks niet binnen de gestelde termijn was voldaan. Eiseres had CPA Global Limited aangewezen om de jaartaksen te betalen, maar door een administratieve fout was de verleningsdatum van het octrooi uit het systeem verwijderd, waardoor de betaling niet opnieuw was uitgevoerd. Eiseres voerde aan dat het Octrooicentrum een fout had gemaakt door de jaartaks terug te storten, en dat zij zelf alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid had betracht. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet kon worden vrijgesteld van de gevolgen van de fout van CPA, en dat het Octrooicentrum terecht had geweigerd het octrooi te herstellen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd was. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 14/2343

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2015 in de zaak tussen

[X], gevestigd te [P], eiseres

(gemachtigde: mr. W.E. Pors),
en

Octrooicentrum Nederland, verweerder

(gemachtigde: mr. C.E. McLean-Laurman).

Procesverloop

Bij besluit van 7 augustus 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres tot herstel van het op haar naam gestelde Europees octrooi nr. [nummer] (hierna: het octrooi), dat per 1 december 2012 voor Nederland is vervallen, afgewezen.
Bij besluit van 6 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft gerepliceerd en verweerder heeft gedupliceerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2015.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde voornoemd, [A] en [B].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 62 van de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: Row 1995) vervalt een octrooi van rechtswege, wanneer de in artikel 61 genoemde bedragen niet binnen zes kalendermaanden na de daar genoemde vervaldag zijn betaald.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de Row 1995 wordt, indien de houder van een Europees octrooi, ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid, niet in staat is geweest een termijn ten opzichte van het Bureau (= verweerder) in acht te nemen, op zijn verzoek door het Bureau de vorige toestand hersteld indien het niet in acht nemen van de termijn ingevolge deze rijkswet rechtstreeks heeft geleid tot het verlies van enig recht of rechtsmiddel.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 19 april 2012 heeft het European Patent Office de “decision to grant a European patent pursuant to Article 97(1) EPC” genomen voor het octrooi. Daarin is vermeld dat deze beslissing in werking zal treden op de datum waarop de beslissing in het European Patent Bulletin zal worden gepubliceerd en dat deze publicatie zal plaatsvinden in het Bulletin van 16 mei 2012. Eiseres heeft voor het octrooi het bedrijf CPA Global Limited (hierna: CPA) aangewezen voor onder meer de betaling van de verschuldigde taksen. Eiseres heeft CPA opdracht gegeven om de verschuldigde jaartaksen van het octrooi te blijven betalen, tenzij eiseres het tegendeel zou berichten. Op 2 mei 2012 is in de digitale systemen van CPA het octrooi opgenomen met vermelding van de verleningsdatum 16 mei 2012. Het systeem herkende dat een betaling verschuldigd was (op uiterlijk 31 mei 2012) voor de jaartaks van het octrooi. Op 10 mei 2012 is deze jaartaks betaald aan verweerder door middel van een verzoek deze af te boeken van een depotrekening die CPA bij verweerder heeft. Verweerder heeft deze betaling op enig moment na 10 mei 2012 in behandeling genomen en, omdat de verlening van het octrooi nog niet in zijn systemen was geregistreerd, aan CPA een uitgeprint bericht getiteld “verslag verwerking betaalopdracht” d.d. 16 mei 2012 gezonden met de mededeling: “No annual fee is pending in database.” De jaartaks is teruggestort.
[E], werkzaam als verwerker (processor) bij CPA, heeft het “verslag verwerking betaalopdracht” op 24 mei 2012 behandeld. Zij heeft begrepen dat het octrooi nog niet was verleend en heeft abusievelijk de verleningsdatum van het octrooi, 16 mei 2012, uit het databestand verwijderd. Zij heeft derhalve geen instructie gegeven de jaartaks opnieuw te betalen. [D], werkzaam als supervisor bij CPA, heeft de werkzaamheden van [E] gecontroleerd aan de hand van een kopie van het “verslag verwerking betaalopdracht” en het bij CPA berustende elektronisch dossier en heeft de controle afgevinkt op een lijst waarop de weigeringen van aan verweerder betaalde jaartaksen staan. Zij heeft bij de controle niet opgemerkt dat de verleningsdatum 16 mei 2012 van het octrooi abusievelijk was verwijderd en heeft niet alsnog instructie gegeven de jaartaks voor het octrooi opnieuw te betalen.
3. Verweerder heeft in het octrooiregister aangetekend dat het aan eiseres verleende Europese octrooi in Nederland op 1 december 2012 krachtens artikel 62 van de Row 1995 van rechtswege is vervallen, omdat niet tijdig de verschuldigde jaartaks is voldaan.
4. Eiseres heeft bij brief van 14 februari 2012 (lees: 2013) een verzoek om herstel van het octrooi in de vorige toestand gedaan op grond van artikel 23, eerste lid, van de Row 1995. Verweerder heeft dat verzoek afgewezen en de afwijzing in bezwaar gehandhaafd, omdat volgens hem in dit geval niet alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid is betracht. Verweerder heeft hierbij in aanmerking genomen dat eiseres CPA in de arm heeft genomen om de termijnen in de gaten te houden en jaartaksen voor het octrooi te voldoen. De aldaar werkzame [E] heeft ten onrechte, in reactie op de mededeling van verweerder “No annual fee is pending in database” de verleningsdatum van het octrooi uit het systeem verwijderd in plaats wederom opdracht te geven tot betaling van de jaartaks, hetgeen bij controle door [D] niet is opgemerkt, nu de controle niet specifiek zag op het ten onrechte verwijderen van een verleningsdatum van een octrooi uit het systeem.
5. Eiseres voert in de kern aan dat verweerder de betaling van de jaartaks op 10 mei 2012 had moeten aanhouden tot de publicatie en inwerkingtreding van het octrooi op 16 mei 2012, althans dat verweerder op 16 mei 2012, toen het octrooi eenmaal was gepubliceerd en in werking was getreden, de betaalde jaartaks niet meer had mogen terugstorten en voorts dat eiseres alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid in acht heeft genomen in de zin van artikel 23, eerste lid, van de Row 1995.
6. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
7.1
Eiseres betoogt primair dat het octrooi niet is vervallen en dat het octrooiregister op dat punt door verweerder naar aanleiding van het verzoek van eiseres om herstel ambtshalve had moeten worden gecorrigeerd. Eiseres stelt daartoe dat verweerder een fout heeft gemaakt door de op 10 mei 2012 te vroeg betaalde jaartaks op 16 mei 2012 of enig moment daarna (zoals blijkt uit de datering op 16 mei 2012 van “het verslag verwerking betaalopdracht) terug te storten. Op het moment van terugstorting was immers het octrooi reeds gepubliceerd en in werking getreden en moet het in de systemen van verweerder bekend zijn geweest. Voorts stelt eiseres dat verweerder de betaling van 10 mei 2012 niet zonder (enig) onderzoek naar het doel van deze betaling, zoals een eenvoudig onderzoek in de digitale systemen van het Europees Otrooibureau (EOB), had mogen terugstorten.
7.2.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4178) volgt dat verweerder een fout in het octrooiregister dient te corrigeren. Tegen de weigering te corrigeren staat geen bestuursrechtelijk rechtsmiddel open. De rechtbank is van oordeel dat haar in deze bestuursrechtelijke procedure geen bevoegdheid toekomt te toetsen of verweerder terecht in zijn registers heeft opgenomen dat het octrooi van rechtswege is vervallen dan wel of verweerder deze vervallenverklaring ambtshalve of op een verzoek in de registers dient te corrigeren. Ter voldoening aan artikel 8:71 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) merkt de rechtbank op dat de burgerlijke rechter op dit punt bevoegd is. Aan een beoordeling van het standpunt van eiseres weergegeven in 7.1. komt de rechtbank (bestuursrechter) dus niet toe. De rechtbank dient uit te gaan van de opneming in verweerders register van het verval van rechtswege van het octrooi op 1 december 2012.
8.1
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan verweerder heeft gesteld, eiseres in beroep mag aanvoeren dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door CPA gemaakte fout bij de betaling van de jaartaks. Artikel 6:13 van de Awb staat er niet aan in de weg dat eiseres deze grond, die zij in bezwaar niet heeft aangevoerd, voor het eerst in beroep aanvoert. Het besluit tot weigering van het herstel van het octrooi bestaat immers slechts uit één onderdeel. Slechts indien sprake is van een in bezwaar niet aangevochten onderdeel van een besluit, mag tegen dat onderdeel in beroep geen nieuwe beroepsgrond meer worden gericht. Het betoog van verweerder dat in hoger beroep nog wel een zogenoemde “grondenfuik” wordt toegepast doet daaraan niet af, omdat de rechtbank thans in eerste aanleg beslist.
8.2.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat het betoog van eiseres dat zij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door CPA gemaakte fout bij de betaling van de jaartaks niet slaagt. Hetgeen door eiseres is gesteld geeft de rechtbank geen aanleiding van de vaste rechtspraak op dit punt af te wijken. Een ander oordeel zou er toe leiden dat bij een verzoek om herstel van een octrooi in de vorige toestand de octrooihouder die de betaling van de jaartaks niet heeft uitbesteed in een nadeliger positie zou verkeren de octrooihouder die dat wel heeft gedaan. Hiervoor bestaat geen redelijke grond. Verweerder stelt terecht dat de Engelse jurisprudentie, voor zover deze anders luidt, voor haar niet leidend hoeft te zijn. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 15 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:10; rechtsoverweging 5.1.) Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 augustus 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3026) waarop eiseres zich heeft beroepen is niet een ander oordeel af te leiden. Ook in deze uitspraak worden de handelingen van de gemachtigde aan de octrooihouder toegerekend.
9.1.
Eiseres betoogt tot slot dat, ook indien de rechtbank van oordeel is dat het handelen van CPA aan eiseres moet worden toegerekend, verweerder ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat eiseres niet alle in de geven omstandigheden geboden zorgvuldigheid heeft betracht. CPA beschikt over een zorgvuldig systeem voor betalingen. Voor gevallen als het onderhavige is voorzien dat door twee afzonderlijke personen wordt gecontroleerd waarom een betaling niet wordt gerestitueerd. Dat vervolgens door deze beide personen een menselijke fout wordt gemaakt, doet aan de gehanteerde zorgvuldige werkwijze door CPA niet af, aldus eiseres.
9.2.
Verweerder heeft het in artikel 23, eerste lid, van de Row 1995 vervatte criterium ten aanzien van het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden geboden zorgvuldigheid zo uitgelegd dat het administratieve systeem moet voorzien in een controle op voorzienbare fouten die ook gemaakt kunnen worden door goed ingewerkte, ervaren en normaliter zorgvuldig werkende medewerkers. Deze uitleg acht de rechtbank niet onredelijk.
9.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet heeft aangetoond dat het administratieve systeem van CPA voorziet in een deugdelijke controle op voorzienbare fouten die ook gemaakt kunnen worden door goed ingewerkte, ervaren en normaliter zorgvuldig werkende medewerkers. De foutieve verwijdering uit een administratief systeem van een verleningsdatum van het octrooi op grond van de veronderstelling dat een te vroeg betaalde jaartaks wordt teruggestort omdat het octrooi nog niet is gepubliceerd en in werking is getreden, is een voorzienbare fout, die ook gemaakt kan worden door goed ingewerkte en normaliter zorgvuldig werkende medewerkers. Niet gebleken is dat bij CPA een specifiek daarop gerichte administratieve controle plaatsvindt. In het bijzonder is niet aangetoond dat de controle door [D] specifiek (mede) zag op de mogelijkheid dat ten onrechte de verleningsdatum van het octrooi uit het systeem zou zijn verwijderd. Ter zitting is namens eiseres niet betwist dat een dergelijk essentieel gegeven, zonder autorisatie van – bijvoorbeeld – een controleur of hiërarchisch hoger geplaatste medewerker, uit de systemen van CPA kon worden verwijderd.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit voldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Van een onzorgvuldige voorbereiding van het betreden besluit door verweerder is geen sprake. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.