Uitspraak
Rechtbank Den Haag
1.De feiten
Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent.
vooraf zijn alle nodige voorzieningen getroffen om de duur van het transport tot een minimum te beperken en tijdens het transport in de behoeften van de dieren te voorzien;
(…) Article 3 (a) of the regulation states that all necessary arrangements shall be made in advance to minimise the length of the journey. According to Paragraph 1.8 of Chapter V, Annex I to the regulation, the journey time may be extended by two hours if this is in the interest of the animals. This would indicate that the total journey time for bovine animals should not exceed 31 hours.
In the cases of young animals of various species and of other animals, including bovines, two transport periods of 9, respectively 14, hours are allowed, interrupted by a rest period of at least one hour sufficient for animals to be given liquid and if necessary fed. Point 1.8 of Chapter V of Annex I to Regulation (EC) No 1/2005 furthermore authorises the extension of journey times by a maximum of two hours in the interest of the animals.
Het transport werd niet zonder onnodig oponthoud tot de plaats van bestemming uitgevoerd.”.
2.Het geschil
3.De beoordeling van het geschil
aBW. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Hoewel dat wel op hun weg lag, hebben VEF en ExportNet nagelaten hun statuten in het geding te brengen. Naar aanleiding van het verweer van de Staat dat VEF en ExportNet in hun vordering niet ontvankelijk moeten worden verklaard, heeft hun advocaat verklaard dat zij bij de vordering geen ‘eigen belang’ hebben, anders dan het opgetelde belang van hun respectieve leden. VEF en ExportNet hebben geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit zou moeten volgen dat zij desalniettemin in hun vordering kunnen worden ontvangen. VEF en ExportNet dienen daarom in hun vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.