ECLI:NL:RBDHA:2014:8241
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
Op 4 juli 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor maatschappelijke opvang door de gemeente Den Haag. Verzoeker, afkomstig uit Algerije en al 21 jaar in Nederland, had op 6 juni 2014 een aanvraag ingediend voor toelating tot de maatschappelijke opvang in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze aanvraag werd afgewezen omdat verzoeker niet rechtmatig in Nederland verblijft. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 1 juli 2014 werd duidelijk dat verzoeker in een kwetsbare positie verkeert, met ernstige fysieke en psychische klachten. De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel verzoeker in beginsel geen aanspraak kan maken op maatschappelijke opvang op basis van zijn verblijfsstatus, er onder bepaalde omstandigheden een recht op bescherming kan bestaan op grond van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De voorzieningenrechter concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag niet deugdelijke motivering had en dat verzoeker in afwachting van de beslissing op zijn bezwaar recht had op maatschappelijke opvang.
De voorzieningenrechter droeg de gemeente op om verzoeker per direct maatschappelijke opvang te bieden tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 974,-- aan verzoeker. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.