ECLI:NL:RBDHA:2014:648

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2014
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_2102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaar tegen besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze zaak heeft eiser, wonende te [plaats], beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die zijn bezwaar tegen een besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft op 23 januari 2014 uitspraak gedaan. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een wijziging van zijn woonsituatie, die per 1 september 2012 was doorgevoerd. Het bezwaar werd ingediend op 3 januari 2013, maar de rechtbank oordeelde dat dit te laat was. De bezwaartermijn was ingegaan op 23 oktober 2012, de dag na de plaatsing van het bericht in het digitale archief van 'Mijn DUO'. Eiser had de mogelijkheid om het bericht te lezen, maar had dit nagelaten, ondanks dat hij op 9 november 2012 een e-mail had ontvangen waarin hem werd medegedeeld dat het bericht was geplaatst. De rechtbank concludeerde dat er geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 13/2102

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2014 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [plaats], eiser

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen het hierna onder 1. te noemen besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 1 maart 2013 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2013.
Eiser is in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen mr. drs. E.H.A. van den Berg.

Overwegingen

Feiten
1.
Bij bericht 2012 nr. 3 van 24 oktober 2012 heeft verweerder eisers woonsituatie per 1 september 2012 gewijzigd in thuiswonend.
2.
Eiser heeft op 3 januari 2013 tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
Geschil3. In geschil is of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.1.
Eiser stelt dat hij door de drukte in de beginperiode van zijn studie is vergeten om regelmatig op ‘Mijn DUO’ te kijken waardoor hij niet eerder bezwaar heeft aangetekend.
3.2.
Verweerder stelt dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
Beoordeling van het geschil
4.
Ingevolge artikel 2:13, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan in het verkeer tussen burgers en bestuursorganen een bericht elektronisch worden verzonden, mits de bepalingen van afdeling 2.3 van de Awb in acht worden genomen.
4.1.
In artikel 2:14, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch kan verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
4.2.
Ingevolge artikel 2:17 van de Awb geldt als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarover het bestuursorgaan geen controle heeft of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde.
4.3.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
5.
Niet in geschil is dat eiser op 16 april 2012 heeft gekozen voor de digitale ontvangst van berichten via de website ‘Mijn DUO’. Eiser heeft daarbij ook zijn e-mailadres ([eiser]@upcmail.nl) doorgegeven.
5.1.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn uitspraak van 6 augustus 2013, 11/3560 (ECLI:NL:CRVB:2013:1216) geoordeeld dat in een geval als het onderhavige het moment van plaatsing van het bericht op ‘Mijn DUO’ moet worden beschouwd als het moment van bekendmaking in de zin van artikel 3:41 van de Awb. Verweerder dient derhalve aannemelijk te maken dat het bericht 2012 nr. 3 (hierna het bericht) op of rond 24 oktober 2012 is geplaats op ‘Mijn DUO’. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting verklaard en met stukken onderbouwd dat het bericht op 22 oktober 2012 in het digitale archief van ‘Mijn DUO’ is geplaatst en dat het bericht, nu eiser en verweerder van hetzelfde systeem gebruik maken, vanaf die datum voor eiser toegankelijk was. Gelet hierop is op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb de bezwaartermijn in dit geval ingegaan de dag na 22 oktober 2012. De bezwaartermijn eindigde derhalve op 3 december 2012. Het op 3 januari 2013 ingediende bezwaar is dus buiten de termijn van zes weken ingediend.
6.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat eiser op 9 november 2012 van verweerder een e-mail heeft ontvangen waarin aan eiser kenbaar is gemaakt dat het bericht was geplaatst op ‘Mijn DUO’. Eiser heeft ook bevestigd dat hij deze e-mail heeft ontvangen en gezien, maar dat hij daar verder niets mee heeft gedaan. Dat eiser ondanks het ontvangen van deze e-mail het bericht op ‘Mijn DUO’ niet heeft gelezen, moet naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening en risico blijven. Van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding is dan ook geen sprake.
7.
Gelet op het bovenstaande heeft verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het geschil.
8.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
9.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2014.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. -
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. -
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroe