ECLI:NL:RBDHA:2014:6429
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de beëindiging en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van studiefinanciering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.L.M. Klinkhamer, en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, vertegenwoordigd door C.M.J. Vos-Kersten. De zaak betreft de beëindiging en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb). Eiseres ontving bijstand naar de norm voor een alleenstaande, maar heeft haar huwelijk en de studiefinanciering van haar echtgenoot niet tijdig doorgegeven aan de gemeente. Dit leidde tot de intrekking van haar bijstandsuitkering en een terugvordering van eerder verstrekte bijstand.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente terecht de studiefinanciering van de echtgenoot heeft meegeteld bij de beoordeling van de bijstandsverlening aan eiseres. De rechtbank oordeelt dat, gelet op de artikelen 19 en 31-33 van de Wwb, alle inkomens- en vermogensbestanddelen tot de middelen worden gerekend die strekken tot vermindering van de bijstand. Eiseres heeft aangevoerd dat zij niet over de partnertoeslag kon beschikken, maar de rechtbank oordeelt dat zij redelijkerwijs aanspraak had kunnen maken op deze toeslag, indien deze tijdig was aangevraagd.
De rechtbank concludeert dat de gemeente in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van de ten onrechte verleende bijstand. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.