ECLI:NL:RBDHA:2014:4869
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Teruggaafverzoek omzetbelasting en het vertrouwensbeginsel in relatie tot DGA's
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil over een teruggaafverzoek van omzetbelasting door [X] B.V. De eiseres, vertegenwoordigd door [A], had op 20 juli 2007 verzocht om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak van 1 juni 2007 tot en met 30 juni 2007, ter hoogte van € 121.834. De inspecteur van de Belastingdienst had dit verzoek in een eerdere beschikking op nihil vastgesteld, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank oordeelde dat eiseres op grond van het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel recht had op de teruggaaf, omdat zij erop mocht vertrouwen dat haar directeur-grootaandeelhouder (DGA) [B] van 26 april 2002 tot 18 oktober 2007 als ondernemer kwalificeerde en deel uitmaakte van de fiscale eenheid. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur en stelde de teruggaafbeschikking vast op het gevraagde bedrag. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 3.000 en werd het betaalde griffierecht van € 318 aan eiseres vergoed. De rechtbank benadrukte dat de inspecteur in strijd had gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel door pas na zes jaar te beslissen op het teruggaafverzoek, ondanks eerdere toezeggingen dat de teruggaaf verleend zou worden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.