ECLI:NL:RBDHA:2014:2824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2014
Publicatiedatum
6 maart 2014
Zaaknummer
C-09-451130 - HA RK 13-470
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling Nederlanderschap op basis van niet-gelegaliseerde geboorteakten

In deze zaak hebben twee verzoeksters, geboren in Ghana, verzocht om vaststelling van hun Nederlanderschap. Zij stellen dat hun vader, [B], ten tijde van hun geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat en dat zij door zijn erkenning recht hebben op het Nederlanderschap. De verzoeksters hebben geboorteakten overgelegd, maar deze zijn niet gelegaliseerd door de Nederlandse vertegenwoordiging in Ghana. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft het verzoek afgewezen, omdat de geboorteakten niet voldoen aan de vereisten voor legalisatie en het biologisch vaderschap niet binnen de wettelijke termijn is aangetoond. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2014 is de IND bijgestaan door de officier van justitie, die zich aansloot bij het standpunt van de IND. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geboorteakten niet geaccepteerd kunnen worden, waardoor de identiteit en afstamming van de verzoeksters niet zijn komen vast te staan. Bovendien is er twijfel over de echtheid van de geboorteakten, aangezien de IND geen bewijs heeft gevonden dat de verzoeksters als dochters van [B] zijn geregistreerd in de geboorte registers van het ziekenhuis. De rechtbank concludeert dat, zelfs als er sprake zou zijn van een rechtsgeldige erkenning, de verzoeksters niet automatisch de Nederlandse nationaliteit zouden verkrijgen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De rechtbank wijst het verzoek af, en deze beschikking is openbaar uitgesproken op 6 maart 2014.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/451130 / HA RK 13-470
Beschikking van 6 maart 2014
in de zaak van

1.[verzoeker sub 1],

2. [verzoeker sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoeksters,
advocaat mr. F. Kiliç te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Veiligheid en Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon.
Verzoeksters worden hierna afzonderlijk ook aangeduid met ‘[verzoeker sub 1]’ en ‘[verzoeker sub 2]’ en belanghebbende met ‘IND’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 17 september 2013 ingekomen verzoekschrift,
  • de brief van de IND van 23 oktober 2013,
  • de brieven van de officier van justitie van 11 november 2013 en 13 december 2013.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 januari 2014.
Verschenen zijn: verzoeksters, mr. Kiliç, mevrouw [A] als tolk, de heer [B] en mr. drs. Cappon. De officier van justitie heeft schriftelijk te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de zitting.

2.Het verzoek

Verzoeksters verzoeken de rechtbank vast te stellen dat zij het Nederlanderschap bezitten. Zij voeren daartoe ieder aan dat hun vader, [B] (verder te noemen ‘[B]’), ten tijde van hun geboorte in het bezit was van de Nederlandse nationaliteit. Zij zijn buiten huwelijk geboren. Aangezien [B] op hun geboorteakten als vader en als aangever wordt vermeld is er sprake van naar Ghanees recht rechtsgeldige erkenningen en hebben zij beiden bij hun geboorte de Nederlandse nationaliteit verkregen, aldus verzoeksters.

3.Het standpunt van de IND en van de officier van justitie

3.1.
De IND is van mening dat het verzoek dient te worden afgewezen, aangezien verzoeksters het Nederlanderschap niet kunnen ontlenen aan de gestelde Ghanese erkenningen. De door verzoeksters overgelegde geboorteakten zijn niet gelegaliseerd door de Nederlandse vertegenwoordiging in Ghana, er is sprake van tardieve geboorteregistraties van verzoeksters en het biologisch vaderschap van [B] is niet binnen de wettelijke termijn van één jaar na erkenning aangetoond, aldus de IND.
3.2.
De officier van justitie heeft schriftelijk meegedeeld zich aan te sluiten bij het advies van de IND.

4.De beoordeling

4.1.
In zijn schriftelijke reactie van 23 oktober 2013 heeft de IND aangevoerd dat [verzoeker sub 1] minderjarig is en dat niet is gebleken dat [B] bevoegd is om haar te kunnen vertegenwoordigen, zodat [verzoeker sub 1] in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Ter zitting is dit verweer ingetrokken, aangezien [verzoeker sub 1] inmiddels meerderjarig is.
4.2.
Verzoeksters hebben bij het verzoekschrift onder meer fotokopieën overgelegd van:
  • een ‘certified copy of entry in register of births’ nummer [geboorte-akte 1] met betrekking tot de geboorte op [geboortedag] 1994 in het Komfo Anokye Hospital te [geboorteplaats] (Ghana), van [verzoeker sub 2]. Als vader en informant staat in die akte vermeld [B], met de Nederlandse nationaliteit, en als moeder Charlotte Boateng, met de Ghanese nationaliteit. De akte is opgemaakt op 15 september 2011.
  • een ‘certified copy of entry in register of births’ nummer [geboorte-akte 2] met betrekking tot de geboorte op [geboortedag] 1995 in het Komfo Anokye Hospital te [geboorteplaats] (Ghana), van [verzoeker sub 1]. Als vader en informant staat in die akte vermeld [B], met de Nederlandse nationaliteit, en als moeder [D], met de Ghanese nationaliteit. De akte is opgemaakt op 27 oktober 2011.
4.3.
Beide geboorteakten zijn niet gelegaliseerd door de Nederlandse vertegenwoordiging in Ghana. In de ‘Circulaire legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen, alsmede de toepassing van DNA-onderzoek in een aantal gevallen waarin bewijsstukken ontbreken’ van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 22 december 2010, Staatscourant nummer 20882, staat omschreven op welke wijze legalisatie van buitenlandse openbare akten dient plaats te vinden. Legalisatie is een formaliteit waarbij een bevestigende verklaring wordt afgegeven over de echtheid van de handtekening, de hoedanigheid waarin de ondertekenaar van het document heeft gehandeld en, in het voorkomende geval, de identiteit van het zegel of het stempel dat op het document is geplaatst. Een legalisatie kan derhalve duidelijkheid verschaffen over de formele echtheid van een stuk. Legalisatie dient plaats te vinden door de daartoe bevoegde autoriteiten, in dit geval in Ghana, en door de voor dat land bevoegde Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.
In dit geval is legalisatie van de betreffende akten op grond van voormelde circulaire vereist. Van een legalisatie van de beide geboorteakten door de Nederlandse vertegenwoordiging in Ghana is echter niet gebleken, zodat beide akten in Nederland niet kunnen worden geaccepteerd. Dit heeft tot gevolg dat de identiteit en afstamming van verzoeksters niet is komen vast te staan.
4.4.
Los van het vorenstaande overweegt de rechtbank dat de echtheid, althans de juistheid van de inhoud van de geboorteakten valt te betwijfelen. Dit nu volgens de informatie van de IND in Ghana een legalisatie-/verificatiedossier uit 1997 met betrekking tot [B] aanwezig is, terwijl daarin geen melding wordt gemaakt van verzoeksters als dochters van [B]. Verder heeft de IND ter zitting meegedeeld dat een medewerker van de Nederlandse vertegenwoordiging in Ghana aldaar enig onderzoek heeft gedaan. Hij heeft zich gewend tot het in de geboorteakten genoemde hospitaal om na te gaan of de geboorte van verzoeksters daar bekend is. In het ziekenhuis waren de registers compleet aanwezig. Desondanks bleken verzoeksters en hun respectieve moeders daarin niet traceerbaar.
4.5.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat, zelfs indien vastgesteld had kunnen worden dat er in 2011 bij de tardieve geboorteaangiften van verzoeksters in Ghana sprake is geweest van een rechtsgeldige erkenning door [B], dit niet tot gevolg kan hebben dat verzoeksters door die erkenning de Nederlandse nationaliteit zouden hebben verkregen. Artikel 4 lid 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap bepaalt vanaf 1 maart 2009 dat de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte wordt erkend door een Nederlander, de Nederlandse nationaliteit verkrijgt indien de erkenner binnen één jaar na de erkenning zijn biologisch vaderschap aantoont. [B] heeft hieraan niet voldaan.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P. van Ham, mr. N.B. Verkleij en mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2014. [1]

Voetnoten

1.type: 206