ECLI:NL:RBDHA:2014:2076
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de geloofwaardigheid van een bekering tot het christendom in asielprocedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2014 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Afghaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die stelde dat de bekering van eiser tot het christendom niet geloofwaardig was. Eiser had zijn bekering onderbouwd met documenten, waaronder een doopakte en verklaringen van een voorganger. De rechtbank oordeelde dat eiser niet eerder melding hoefde te maken van zijn bekering en dat er sprake was van een nieuw gebleken feit. De rechtbank ging over tot toetsing van de geloofwaardigheid van de bekering, waarbij zij de toepassing van een vragenlijst door verweerder in de beoordeling betrok. De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom de bekering ongeloofwaardig was geacht. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet in redelijkheid kon stellen dat de bekering ongeloofwaardig was, vooral gezien de korte tijdsduur van het bekeringproces en de rol van praktische zaken in de keuze voor een kerk. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op een nieuw besluit te nemen, waarbij de ter zitting gegeven toelichting van de voorganger in acht moest worden genomen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.