ECLI:NL:RBDHA:2014:16658
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verdachte
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2014 het verzoek tot wraking van de strafrechters mrs. M. Koole, M. Rootring en A.M. Boogers afgewezen. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de raadsman van de verdachte, mr. D.H. van den Elzen, naar aanleiding van een zitting op 10 december 2014. Tijdens deze zitting had de raadsman mondeling verzocht om wraking van alle leden van de meervoudige strafkamer, omdat hij vreesde dat de rechters niet onpartijdig zouden zijn. De officier van justitie, mr. R.A.E. van Noort, heeft op 11 december 2014 schriftelijk zijn standpunt over het wrakingsverzoek gepresenteerd.
De wrakingskamer heeft de behandeling van het verzoek op 12 december 2014 voortgezet en uiteindelijk op 16 december 2014 de beslissing genomen. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden voor wraking, waaronder de afwijzing van verzoeken tot het toelaten van getuigen en een aanhoudingsverzoek, niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid of dat de rechters de schijn van partijdigheid hadden gewekt. De wrakingskamer benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De wrakingskamer concludeerde dat de omstandigheden en feiten die door de verzoeker waren aangevoerd, niet de vrees voor partijdigheid objectief rechtvaardigden. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de wrakingskamer, die ook de procesgang en de motivering van de strafrechters in ogenschouw nam. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de verzoeker en zijn raadsman, de officier van justitie en de strafrechters.