ECLI:NL:RBDHA:2014:16453
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep van een Algerijnse vreemdeling inzake opvang en verblijf in Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 november 2014 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een Algerijnse vreemdeling, eiser, en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder. Eiser verblijft al meer dan 20 jaar onrechtmatig in Nederland en heeft verzocht om een bestendige vorm van onderdak. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser ten tijde van de zitting in een adequate opvanglocatie verbleef, waarvan de kosten door de gemeente Utrecht werden vergoed. Eiser had echter eind oktober 2014 zelf zijn opvanglocatie verlaten, en het was onbekend waar hij zich op dat moment bevond. De gemachtigde van eiser verklaarde dat de opvanglocatie tot eind november 2014 voor hem gereserveerd zou blijven.
De rechtbank oordeelde dat eiser geen actueel en concreet procesbelang had, omdat hij op het moment van de zitting recht had op adequate opvang. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat er geen voldoende procesbelang was. De rechtbank kwam niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van eiser, aangezien het beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. H. Benek, in aanwezigheid van griffier mr. L.E. Mollerus, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.