ECLI:NL:RBDHA:2014:13031
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en oplegging inreisverbod op grond van artikel 1(F) Vluchtelingenverdrag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 september 2014 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser, geboren in 1965 en staatloos, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke aanvraag eerder was afgewezen op basis van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning terecht was, en dat er een rechtsgeldig terugkeerbesluit was genomen. Eiser is een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser, waaronder de stelling dat de vertrekplicht feitelijk was opgeschort, niet konden slagen. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) die bevestigden dat een duurzaam uitzettingsbeletsel niet in de weg staat aan het opleggen van een inreisverbod. Eiser had ook aangevoerd dat het besluit in strijd was met de Terugkeerrichtlijn, maar de rechtbank oordeelde dat het terugkeerbesluit rechtsgeldig was en niet in strijd met deze richtlijn. De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiser en zijn gezin, hoewel erkend, niet opwogen tegen de ernst van de gedragingen van eiser die onder artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag vallen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde sancties.