Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 augustus 2013 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie van eis in tussenkomst van NUV,
- de conclusie van eis in tussenkomst van LIRA en Pictoright met producties 1-6,
- de conclusie van antwoord van Stichting Leenrecht, met producties 1-2,
- de conclusie van antwoord in tussenkomst van VOB, met producties 3-4,
- het tussenvonnis van 18 december 2013 waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
- de akte houdende een productie van VOB met productie 5,
- de akte houdende overlegging producties van NUV met producties 1-37,
- het proceskostenoverzicht van NUV in de vorm van producties 38 en 39,
- het proceskostenoverzicht van LIRA en Pictoright in de vorm van productie 7,
- het proces-verbaal van comparitie van 27 mei 2014 en de daaraan gehechte pleitnotities van de advocaten van partijen.
2.De feiten
3.Het geschil
in de zaak van VOB tegen Stichting Leenrecht
4.De beoordeling
in de zaak tussen VOB en Stichting Leenrecht
one copy one usermodel. Dat model houdt in dat het e-book slechts aan één gebruiker tegelijkertijd ter beschikking wordt gesteld en dat de kopie die de gebruiker krijgt na verloop van de tijdelijke gebruikstermijn niet meer bruikbaar is. Op vragen van de rechtbank ter zitting heeft VOB nader toegelicht dat gedurende die termijn de kopie van het e-book wel bewaard blijft op de server van de bibliotheek en aldus ook beschikbaar blijft voor de VOB. In de navolgende beoordeling zal van die specifieke feitelijke constellatie worden uitgegaan. Die zal hierna worden aangeduid als ‘e-lending’.
one copy one usermodel, kan worden gepasseerd. Ook daarvoor geldt dat in deze zaak geen oordeel hoeft te worden gegeven over alle mogelijke vormen van ter beschikking stelling van e-books en dat aangenomen moet worden dat VOB wel belang heeft bij de gevorderde verklaring, aangezien gesteld noch gebleken is dat het
one copy one usermodel niet reëel is.
acte éclairé, zie r.o. 4.16) en is de juiste uitlegging van de Leenrechtrichtlijn niet evident (geen
acte clair, zie r.o. 4.12). De rechtbank acht het in dit geval ook gepast om de prejudiciële vraag al in eerste aanleg te stellen omdat enerzijds de relevante feiten niet in geschil zijn en anderzijds de te beantwoorden rechtsvraag een dermate principieel karakter heeft dat verwacht moet worden dat het geschil niet definitief kan worden beslecht zonder een uitspraak van de hoogste rechter. Ten slotte weegt mee dat de eiseres in deze zaak nadrukkelijk heeft gepleit voor een prejudiciële verwijzing en dat gedaagde zich op dit punt aan het oordeel van de rechtbank heeft gerefereerd. Alleen interveniënt NUV heeft zich verzet tegen een prejudiciële verwijzing. Het argument dat zij voor haar verzet aanvoert, overtuigt echter niet. NUV betoogt kort gezegd dat de praktijk behoefte heeft aan een snel rechterlijk oordeel. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft de te beantwoorden rechtsvraag echter een dermate principieel karakter dat het geschil waarschijnlijk niet definitief kan worden beslecht zonder een uitspraak van de hoogste rechter. Een prejudiciële verwijzing van de rechtbank is de snelste manier om dat definitieve rechterlijke oordeel te verkrijgen.
welonder “uitlening” kan vallen.
one copy one usermodel functioneel gelijkwaardig is aan het uitlenen van een fysiek boek. NUV, LIRA en Pictorights hebben daar onder meer tegen ingebracht dat voor de gebruiker het verschil tussen een ‘gekocht’ en een ‘geleend’ werk kleiner is bij e-books dan bij fysieke boeken. Zo zal een ‘geleend’ e-book altijd dezelfde kwaliteit hebben als een ‘nieuw gekocht’ e-book, omdat reproductie van een e-book mogelijk is zonder kwaliteitsverlies. Een geleend fysiek boek zal daarentegen doorgaans de sporen van gebruik van eerdere lezers vertonen. Omgekeerd is de meerwaarde van een ‘gekocht’ e-book ten opzichte van een ‘geleend’ e-book voor de gebruiker gering omdat die gebruiker in beide gevallen niets fysiek in bezit krijgt. NUV benadrukt dat, in verband met die beperkte verschillen tussen ‘gekochte’ en ‘geleende’ e-books, het risico op verstoring van de markt voor de ‘koop’ van boeken groter is bij e-books dan bij fysieke boeken. Die marktverstoring zal zich volgens NUV niet of minder snel voordoen als e-lending niet onder de uitleenexceptie valt, omdat in dat geval de uitgevers ervoor kunnen zorgen dat er markt blijft voor het ‘kopen’ van e-books door onder meer prijsvorming en differentiatie van aanbod.
objets’) of het object geheel weglaten uit de definitie van het leenrecht (bijvoorbeeld in de Engelse tekst).
nietafhankelijk te maken. De koppeling van het uitleenrecht en de uitleenexceptie aan uitputting heeft immers de schijnbaar ongerijmde consequentie dat de maker geen exclusief uitleenrecht en geen aanspraak op de leenrechtvergoeding toekomt met betrekking tot exemplaren die zonder zijn toestemming in de Gemeenschap in het verkeer zijn gebracht.
one user once copymodel