ECLI:NL:RBDHA:2013:9523

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
AWB-12_7867
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht afgegeven informatiebeschikking inzake buitenlandse bankrekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een informatiebeschikking die aan eiseres was opgelegd in verband met haar vermeende (mede)gerechtigdheid tot een buitenlandse bankrekening bij HSBC in Zwitserland. De inspecteur had op basis van informatie van de Franse autoriteiten een cd-rom ontvangen met gegevens over Nederlandse rekeninghouders, waaronder eiseres. Eiseres had echter verklaard geen buitenlandse bankrekening te hebben en had de informatiebeschikking bestreden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres niet aan haar informatieverplichting had voldaan. Eiseres had op de vragen van de inspecteur gereageerd en de rechtbank oordeelde dat de argumenten van de inspecteur onvoldoende waren om te concluderen dat eiseres als (mede)gerechtigde van de rekening moest worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de informatiebeschikking vernietigd en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 707.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De rechtbank heeft in haar beslissing ook aandacht besteed aan de proceskosten en het te vergoeden griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 12/7867
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juni 2013 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 11 oktober 2011 ten aanzien van eiseres met betrekking tot het jaar 2009 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) gegeven.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 juli 2012 de informatiebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2013. Namens eiseres is niemand verschenen. Namens verweerder is verschenen [B], bijgestaan door
[C]. Ter zitting zijn tevens behandeld de beroepen van de echtgenoot van eiseres, [D], met zaaknummers SGR 12/7783 en SGR 12/7882, en van de moeder van eiseres, [E], met zaaknummers SGR 12/7871 en SGR 12/7872, welke beroepen betrekking hebben op de ten aanzien van hen gegeven informatiebeschikkingen. Na de zitting is het onderzoek gesloten. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Op 26 april 2013 heeft de rechtbank een verzoek tot wraking van de voorzitter van de meervoudige kamer, mr. M.A. Dirks, ontvangen. Dit verzoek is bij beslissing van de wrakingskamer van 27 mei 2013 afgewezen.

Overwegingen

Feiten
1.
Eind september 2010 hebbende de Franse autoriteiten in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van inlichtingen een cd-rom aan de belastingdienst ter beschikking gesteld. De belastingdienst heeft naar aanleiding van deze gegevens vervolgens onderzoek gedaan naar de identiteit van Nederlandse rekeninghouders bij een vestiging van HSBC Bank in Zwitserland, waarvan de gegevens waren vermeld op vorengenoemde cd-rom (de renseignementen).
2.
De renseignementen vermelden onder meer een rekening met nummer [rekeningnummer] met openingsdatum 7 mei 1999, ten name van “[E]” en, onder vermelding “Attorney” de naam “[X]”. Het tegoed op de rekening werd gedeeltelijk in de vorm van effecten aangehouden. Het geschatte saldo van die rekening bedroeg in december 2005 en december 2006 respectievelijk $ 181.448 en $ 209.449. In de periode van november 2005 tot februari 2007 bedroeg het geschatte maximum saldo van die rekening $ 210.638. Verweerder heeft de moeder van eiseres als houdster van die rekening geïdentificeerd.
3.
Verweerder heeft eiseres, onder verwijzing naar artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Awr) en de artikelen 25, zesde lid, en 27e van de Awr, bij brief van 19 januari 2011 verzocht om nadere gegevens en inlichtingen te verstrekken ter zake van haar in het buitenland aangehouden bankrekeningen. Bij brief van 7 februari 2011 heeft verweerder, onder verwijzing naar vorengenoemde vragenbrief van 19 januari 2011 en artikel 47 van de Awr, een herinneringsbrief aan eiseres gestuurd. Als bijlage bij die brief is een formulier “Verklaring In het buitenland aangehouden bankrekening(en)” gevoegd. In dat formulier wordt van eiseres gevraagd om – onder vermelding van onder andere rekeningnummers, namen van buitenlandse banken en jaren van opening van de rekeningen – aan te geven van welke in het buitenland aangehouden bankrekeningen zij na 31 december 1998 rekeninghouder is geweest.
4.
Eiseres heeft voormeld formulier, met dagtekening 8 februari 2011, aan verweerder geretourneerd en daarin vermeld dat zij geen buitenlandse bankrekening(en) heeft.
5.
Bij brief van 25 februari 2011 heeft verweerder eiseres om nadere informatie omtrent (onder meer) haar (mede)gerechtigdheid tot voormelde HSBC-rekening verzocht. Op 21 april 2011 heeft verweerder, onder verwijzing naar vorengenoemde vragenbrief van 25 februari 2011 en artikel 47 van de Awr, een herinneringsbrief aan eiseres gestuurd. Bij brief van 22 april 2011 heeft eiseres de vragenbrief van 25 februari 2011 beantwoord. Met betrekking tot de hiervoor vermelde HSBC-rekening heeft eiseres het volgende geantwoord:
“U verdenkt mij van het aanhouden van een rekening bij HSBC in Zwitserland. U heeft dezelfde verdenking geuit jegens mijn moeder en echtgenoot. Ik kan u nogmaals melden: het geld dat blijkbaar aan mijn naam gekoppeld is in uw gegevens, is
niet mijn geld.”
6.
Bij brief van 27 april 2011 geeft verweerder aan dat de opmerking van eiseres “is niet mijn geld” zonder nadere toelichting niet duidelijk is en verzoekt hij eiseres, onder verwijzing naar artikel 47 van de Awr, als (mede-)gerechtigde van voormelde HSBC-rekening informatie over die rekening te verstrekken. De gemachtigde heeft op 10 mei 2011 telefonisch aan verweerder meegedeeld dat eiseres geen buitenlandse bankrekening heeft (aangehouden). Bij brief van 11 mei 2011 heeft de gemachtigde verweerder om bescheiden verzocht waaruit blijkt dat eiseres of haar echtgenoot een buitenlandse bankrekening hebben aangehouden. Bij brief van 1 juli 2011 heeft verweerder gesteld dat de gemachtigde onjuiste informatie heeft verstrekt en heeft hij zijn verzoek aan eiseres om als (mede-)gerechtigde van voormelde HSBC-rekening informatie over die rekening te verstrekken herhaald. Vervolgens heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikking gegeven, waarin verweerder eiseres heeft verzocht om als gerechtigde van voormelde HSBC-rekening nadere gegevens en inlichtingen van die rekening te verstrekken.
Geschil7. In geschil is of verweerder de informatiebeschikking terecht heeft gegeven.
8.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de informatiebeschikking. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
9.
Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
10.
Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Awr is een ieder verplicht desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verschaffen en bescheiden over te leggen die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen. Indien met betrekking tot een – voor zover hier van belang – op te leggen aanslag niet of niet volledig wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 47 van de Awr, kan de inspecteur dit op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Awr vaststellen bij voor bezwaar vatbare beschikking (de informatiebeschikking).
11.
De rechtbank stelt voorop dat in het onderhavige geval voor de beoordeling van de vraag of de gegeven informatiebeschikking rechtmatig is, van belang is of eiseres, met hetgeen zij aan informatie heeft verstrekt, heeft voldaan aan de op haar rustende informatieverplichting van, in dit geval, artikel 47 van de Awr. Verweerder neemt het standpunt in dat dit niet het geval is. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat op verweerder de last rust om dit aannemelijk te maken.
12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiseres niet aan de op haar rustende informatieverplichting heeft voldaan. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat eiseres, zoals hiervoor onder 4. tot en met 6. is overwogen, de vragenbrieven van verweerder van 19 januari 2011 en 25 februari 2011 heeft beantwoord en aldus informatie heeft verstrekt. Met betrekking tot de juistheid en volledigheid van de door eiseres verstrekte informatie, overweegt de rechtbank als volgt. Hetgeen verweerder heeft aangevoerd - dat eiseres gemachtigde (“Attorney”) is van de rekening - vormt onvoldoende grond voor de conclusie dat eiseres als (mede)gerechtigde tot die rekening dient te worden aangemerkt. Niettemin heeft verweerder eiseres steeds als (mede) gerechtigde tot die rekening aangeschreven en haar in die hoedanigheid vragen gesteld. Gelet hierop leveren de door eiseres in het formulier met dagtekening 8 februari 2011 en de in haar brief van 22 april 2011 gegeven antwoorden dan ook onvoldoende grond op voor de conclusie dat eiseres onjuiste dan wel onvolledige informatie aan verweerder heeft verstrekt. Van schending van de informatieverplichting is dus geen sprake, zodat de informatiebeschikking ten onrechte ten aanzien van eiseres is gegeven.
13.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14.
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 707 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 235, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 472 en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de informatiebeschikking en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 707, te betalen aan eiseres;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, voorzitter, en mr. R.C.H.M. Lips en
mr. E.E. Schotte, leden, in aanwezigheid van mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2.
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
. de naam en het adres van de indiener;
. een dagtekening;
. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
. de gronden van het hoger beroep.