Uitspraak
(gemachtigde:[A]),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 29 mei 2013 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. Eiser, vertegenwoordigd door gemachtigde [A], had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, die de waarde van zijn onroerende zaak had vastgesteld op € 562.000 voor het kalenderjaar 2012. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en verzocht om een proceskostenvergoeding in de bezwaarprocedure. De heffingsambtenaar had het bezwaar gegrond verklaard en de waarde verlaagd naar € 532.000, maar de toegewezen proceskostenvergoeding van € 278,40 werd door eiser betwist.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van samenhangende zaken, ondanks dat de hoorzitting zes zaken behandelde in minder dan een half uur. Eiser betoogde dat de heffingsambtenaar ten onrechte slechts ¼ punt had toegekend voor het verschijnen bij de hoorzitting, terwijl verweerder stelde dat dit terecht was, gezien de omstandigheden van de hoorzitting. De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar in dit geval de bijzondere omstandigheden van de hoorzitting had erkend en dat de toegewezen vergoeding in lijn was met de strekking van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van proceskosten in het licht van de specifieke omstandigheden van de zaak, en bevestigt dat de heffingsambtenaar op goede gronden de vergoeding had vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.