Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 maart 2015 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente [P], verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Dit laatste is juist: bij uitspraak van 9 december 2013 heeft het Gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDA:2013:4743) dit beroep op bijzondere omstandigheden verworpen. Uitgaande van de terughoudendheid die bij de toepassing van artikel 2, derde lid, van het Bpb geboden is, bestaat er geen aanleiding in de aan de orde zijnde situatie aan te nemen dat sprake is van bijzondere omstandigheden en had de rechtbank voor het bijwonen van de hoorzitting ook een kostenvergoeding van 1 punt moeten toekennen, aldus het Gerechtshof. Ook de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam waar verweerder naar verwezen heeft, kan naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak niet zonder meer worden gevolgd. Deze uitspraak heeft immers betrekking op de afzonderlijke behandeling van 164 zaken van cliënten van één gemachtigde tijdens een drie uur durende hoorzitting.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij het bestreden besluit een te laag bedrag aan proceskosten voor het bijwonen van de hoorzitting in bezwaar heeft toegekend. Dat betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit in zoverre vernietigd moet worden.
Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat enkele van de tien op die hoorzitting behandelde bezwaren gegrond zijn verklaard en dat in die gevallen ook een proceskostenvergoeding voor de hoorzitting is gegeven, verschillend ter waarde van 1 punt of, zoals in dit geval, ter waarde van een halve punt. Verweerder heeft niet kunnen verklaren om hoeveel gegronde bezwaren van diezelfde hoorzitting het ging en of het vier of meer gegronde zaken betrof. De gemachtigde van eiser heeft daar ter zitting evenmin duidelijkheid over gegeven en heeft aanvullend verklaard dat er nog beroepen lopen over bezwaren die in diezelfde hoorzitting zijn toegelicht maar vervolgens niet gegrond zijn verklaard, ook daar wordt een proceskostenvergoeding in bezwaar geclaimd.
Gelet op het verbod op reformatio in peius kan, wat het exacte aantal gegronde bezwaren ook is geweest, het bedrag aan verschuldigde proceskosten voor de hoorzitting, niet lager worden vastgesteld dan bij het bestreden besluit is gebeurd. Om die reden zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb, de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand laten.