Uitspraak
Rechtbank Den Haag
1.De feiten
aan [eiseres] eveneens een schadevergoedingsmaatregel opgelegd voor een bedrag van
€ 71.727,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juni 2011, bij gebreke van betaling te vervangen door 357 dagen hechtenis. De schadevergoedingsmaatregel is hoofdelijk opgelegd aan [eiseres] en haar als mededader veroordeelde echtgenoot, met dien verstande dat [eiseres] niet tot betaling gehouden is voor zover haar echtgenoot het opgelegde bedrag reeds geheel of gedeeltelijk heeft betaald.
om aan verdachte een termijnbetaling op te leggen overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 24a, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht mogen termijnen gezamenlijk een tijdvak van twee jaar niet overschrijden. Nu niet te verwachten is dat verdachte de schade binnen twee jaar zal kunnen vergoeden, wordt dit verzoek afgewezen.
2.Het geschil
primairde Staat te verbieden de vervangende hechtenis (de voorzieningenrechter begrijpt: verder) ten uitvoer te leggen;
subsidiairde Staat te gebieden de vervangende hechtenis (verder) ten uitvoer te leggen door middel van huisarrest en
meer subsidiairde Staat te verbieden tot (verdere) tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis over te gaan, onder de voorwaarde dat [eiseres] zich houdt aan de (door haar aangeboden) betalingsregeling van € 160,-- per maand, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.