In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 oktober 2013, wordt de aanvraag van eiseres tot verlenging van haar verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling behandeld. Eiseres, van Togolese nationaliteit, heeft in 2011 een aanvraag ingediend voor verlenging van haar verblijfsvergunning, die eerder was verleend voor medische behandeling. Het primaire besluit van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel om de aanvraag af te wijzen, werd in het bestreden besluit van 24 oktober 2012 bevestigd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank oordeelt dat eiseres aannemelijk moet maken dat haar medische situatie aanleiding geeft tot vergunningverlening. De rechtbank constateert dat de huisarts van eiseres niet heeft gereageerd op verzoeken om informatie van het Bureau Medische Advisering (BMA), wat heeft geleid tot een gebrek aan medische informatie. De rechtbank stelt vast dat het op de weg van verweerder ligt om eiseres te informeren over het gebrek aan reacties van haar behandelend arts, zodat zij dit kan verhelpen. De rechtbank oordeelt dat eiseres ten onrechte niet in de bezwaarfase is gehoord, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om de gebreken in het besluit te herstellen en bepaalt dat de uitzetting van eiseres achterwege moet blijven totdat op het beroep is beslist. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.