Uitspraak
Rechtbank den haag
Stichting Hoger Onderwijs Nederland, tevens handelende onder de naam
Hogeschool Inholland,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak vorderde een studente van de Hogeschool Inholland de uitreiking van haar getuigschrift voor de opleiding Media en Entertainment Management (MEM). De studente had haar afstudeerscriptie in juli 2009 met een voldoende beoordeeld, maar de beoordeling van haar laatste werkstuk werd pas eind 2011 afgerond. Inholland weigerde het getuigschrift uit te reiken, verwijzend naar onderzoeken van de onderwijsinspectie en de NVAO die tekortkomingen in het afstudeerwerk van de opleiding constateerden. De studente had meerdere keren beroep aangetekend bij het College van Beroep voor de Examens, dat haar beroep telkens gegrond verklaarde en de besluiten van Inholland vernietigde. Ondanks deze uitspraken weigerde Inholland het getuigschrift uit te reiken, met het argument dat de rechter eerst moest oordelen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat Inholland onrechtmatig handelde door het getuigschrift niet uit te reiken, aangezien de studente aan alle vereisten voldeed. De rechter stelde vast dat de examencommissie niet bevoegd was om de beoordeling van de afstudeerscriptie te herzien, en dat de studente recht had op het getuigschrift. Daarnaast werd een schadevergoeding voor juridische kosten toegewezen, maar de vordering voor schadevergoeding wegens studieschuld en immateriële schade werd afgewezen, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat er sprake was van inkomensschade.
De voorzieningenrechter gelastte Inholland om binnen drie werkdagen het getuigschrift uit te reiken, op straffe van een dwangsom. Tevens werd Inholland veroordeeld tot betaling van de juridische kosten van de studente. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van onderwijsinstellingen en de rechten van studenten in het hoger onderwijs.