ECLI:NL:RBDHA:2013:11807

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
13 september 2013
Zaaknummer
AWB 12-39621, 12-39622, 12-39623, 12-39624
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van verblijfsvergunningen voor medische behandeling in Azerbeidzjan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2013 uitspraak gedaan over de aanvragen van eiseres en eisers voor een verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling. Eiseres, die lijdt aan ernstige psychische aandoeningen, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning onder de beperking van medische behandeling. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft deze aanvragen afgewezen, met als argument dat er in Azerbeidzjan voldoende medische behandelmogelijkheden aanwezig zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was, vooral met betrekking tot de vraag of er in Azerbeidzjan een veilige behandelomgeving is voor eiseres.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres lijdt aan chronische PTSS, ernstige depressie en psychogene pseudo-epileptische aanvallen, en dat zonder adequate behandeling een medische noodsituatie kan ontstaan. De behandelende psychiater heeft aangegeven dat de behandeling in Azerbeidzjan niet adequaat kan zijn vanwege de afwezigheid van een veilige behandelomgeving. Het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft in zijn adviezen niet voldoende ingegaan op deze specifieke omstandigheden, wat de rechtbank als een tekortkoming heeft beoordeeld.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er gerede twijfel bestaat over de effectiviteit van de behandeling in Azerbeidzjan en dat de adviezen van het BMA niet zonder meer aan de afwijzing van de aanvragen ten grondslag konden worden gelegd. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen, waarbij de rechtbank een voorlopige voorziening heeft getroffen om te voorkomen dat eisers uit Nederland worden verwijderd totdat er opnieuw op de bezwaren is beslist.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/39621, AWB 12/39622, AWB 12/39623 en AWB 12/39624
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 31 juli 2013 in de zaak tussen

[eiser/verzoeker sub 1], geboren op [1954], eiser/verzoeker, en

[eiseres/verzoekster sub 2], geboren op [1973], eiseres/verzoekster, mede namens haar minderjarige dochter
[minderjarige], geboren op [1996],
allen van Azerbeidzjaanse nationaliteit, gezamenlijk te noemen eisers/verzoekers,
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: mr. C. van Breda).

Procesverloop

Bij besluiten van 4 juli 2012 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvraag van eiseres/verzoekster (hierna te noemen: eiseres) van 3 januari 2012 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘medische behandeling’ en de aanvragen van eiser/verzoeker (hierna te noemen: eiser) en [minderjarige] van een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij eiseres afgewezen. Tevens heeft verweerder aan eiser en eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van 5 jaar.
Eisers hebben tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen. Op
5 november 2012 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, nevenzittingsplaats
’s-Hertogenbosch, de voorlopige voorzieningen toegewezen (AWB 12/21627 en AWB12/21633) omdat verweerder zich niet heeft verzet tegen toewijzing.
Bij besluiten van 17 december 2012 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2013. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het besluit waarop het verzoek en het beroep betrekking hebben is namelijk bekend gemaakt voor 1 januari 2013.
2.
Het verblijfsrecht van eiser en [minderjarige] is afhankelijk van het verblijfsrecht van eiseres.
Verweerder heeft de afwijzing van de aanvragen van eiser en [minderjarige] gehandhaafd onder verwijzing naar de handhaving van de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Gelet hierop kunnen de bestreden besluiten betreffende eiser en [minderjarige] alleen rechtmatig zijn als het bestreden besluit betreffende eiseres rechtmatig is. De rechtbank zal hieronder dan ook beoordelen of het beroep van eiseres kan slagen.
3.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Op 11 januari 2012 heeft verweerder het Bureau medische advisering (BMA) verzocht een advies uit te brengen over de medische situatie van eiseres. Op 24 mei 2012 heeft het BMA een advies uitgebracht. Bij dit advies heeft de BMA-arts de door eiseres overgelegde medische informatie, waaronder een brief van Stichting Centrum ’45 (hierna; Centrum ’45) van
2 januari 2012, en opgevraagde informatie van de huisarts van eiseres en haar behandelaar bij Centrum ’45 van 2 maart 2012 betrokken.
Uit het BMA-advies blijkt dat eiseres sinds 2002 bekend is met niet-epileptische aanvallen (als gevolg van intense angst), een chronische post traumatische stress stoornis (ptss) en een ernstige depressie met psychotische kenmerken. Eiseres staat hiervoor onder behandeling bij Centrum ‘45. Deze behandeling bestaat uit medicatie, contact met de psychiater en één dag in de week psychotherapeutische dagbehandeling. De BMA-arts acht het, gelet op het ernstige psychiatrisch ziektebeeld, de toename van de klachten en de toevallen bij stressvolle situaties, niet uitgesloten dat uitblijven van de behandeling kan leiden tot een medische noodsituatie op de korte termijn. Eiseres wordt in staat geacht te reizen met de gangbare vervoermiddelen, onder de voorwaarde dat zij tijdens de reis wordt begeleid door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. De BMA-arts concludeert dat de noodzakelijke behandeling in Azerbeidzjan aanwezig is.
Bij brief van 11 juni 2012 heeft eiseres haar zienswijze gegeven op het BMA-advies. Het BMA heeft op 21 juni 2012 gereageerd op deze zienswijze.
In bezwaar heeft eiseres een brief van Centrum ’45 van 25 juli 2012 overgelegd. Het BMA heeft in het aanvullende advies van 25 september 2012 gereageerd op deze brief. Voorts heeft eiseres een brief van Centrum ’45 van 9 oktober 2012 overgelegd.
De hoorzitting van 26 november 2012 is voortijdig afgebroken omdat eiseres een (epileptische) aanval kreeg.
4.
In het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag van eiseres gehandhaafd omdat zij niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), niet een van de vrijstellingsgronden van artikel 17 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) of van artikel 3.71, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) van toepassing is en er voorts geen gronden zijn toepassing te geven aan artikel 3.71, vierde lid, van het Vb (de hardheidsclausule). Onder verwijzing naar de adviezen van het BMA van 24 mei 2012,
21 juni 2012 en 25 september 2012 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de medische situatie van eiseres geen reden is om haar vrij te stellen van het mvv-vereiste, omdat er behandeling beschikbaar is in Azerbeidzjan. In Turkije, waar eiseres volgens verweerder een eventuele mvv-aanvraag dient af te wachten, is eveneens behandeling aanwezig.
5.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de BMA-arts ten onrechte niet inhoudelijk is ingegaan op de vraag of in Azerbeidzjan een veilige behandelomgeving aanwezig is. De door eiseres overgelegde medische stukken bieden hiertoe voldoende concrete aanknopingspunten. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 18 april 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW4268) en de door haar behandelaars overgelegde informatie.
6.
De behandelaars van eiseres hebben, voor zover van belang, het volgende aangegeven.
Een eerste, essentiële voorwaarde voor de effectieve behandeling van ptss-klachten bij eiseres is een als veilig ervaren behandelomgeving. Eiseres is in het land van herkomst blootgesteld aan traumatische ervaringen, waaronder arrestatie en mishandeling van haar man en haar twee stiefdochters vanwege hun etnisch Armeense afkomst. Daarna is eiseres slachtoffer geweest van ernstige mishandeling en verkrachting door de Azeri politie. Daarnaast is ze getuige geweest van gelijksoortige daden die haar stiefdochter werden aangedaan. Stiefdochter is uiteindelijk overleden aan de ernstige verwondingen ten gevolge daarvan.
Dit heeft bij eiseres enorme angst en onveiligheidsgevoelens opgeroepen en zoveel walging voor deze moslimautoriteiten dat ze bescherming en beschutting heeft gezocht in het orthodox christelijk geloof. Daarmee is eiseres een bekeerd moslim. Dit gegeven versterkt haar angst voor terugkeer naar een sterk moslim georiënteerd land, waar in haar ogen alles, van politie tot medische zorg doordrongen is van de islam. Eiseres is hier lid van de christelijk orthodoxe kerk in Deventer. Zij heeft in Deventer een sociaal netwerk dat haar en haar gezin ondersteunt. De mantelzorg en sociale steun van haar netwerk is ook een belangrijke factor die de effectiviteit van de behandeling die nu bij Centrum ’45 plaatsvindt, mede bepaalt.
Gezien het bovenstaande en de huidige angst, waar de behandelaars al voortdurend tegen aanlopen als factor die interfereert met hun behandelinterventies, komen zij tot het professionele oordeel dat de gevoelens van onveiligheid bij eiseres zo de overhand zullen krijgen dat in haar land van herkomst geen sprake kan zijn van een veilige behandelomgeving en dus niet van een effectieve behandeling. Dit zal leiden tot een verergering van de bestaande psychotische fenomenen, pseudo-epileptiforme aanvallen en de suïcidaliteit. Bij een niet effectieve behandeling zal dit desastreuze gevolgen hebben.
Vanuit hun professionele oordeel over haar menen de behandelaars dat dreigende terugkeer extreme angst met zich mee zal brengen en dit zal leiden tot verergering van de bestaande psychotische fenomenen en de suïcidaliteit, waarbij er een groot risico op een medische noodsituatie is voorafgaande aan terugkeer.
Het gevoel van onveiligheid is onderdeel van het psychiatrisch beeld van eiseres en niet van de omstandigheden. Het gevoel van onveiligheid en angst is een onderdeel van traumatisering en chronische ptss dat ingesleten is in het psychologische en biologische systeem van eiseres.
7.
In de brief van 2 januari 2012 hebben de behandelaars van eiseres aangegeven dat eiseres erg veel last heeft van psychogene pseudo-epileptische aanvallen die zijn begonnen na de traumatische ervaringen, en die hoogstwaarschijnlijk het directe gevolg zijn van de intense angst. Deze aanvallen worden vooral getriggerd door met het doorstane trauma geassocieerde herinneringen, als ook door situaties die deze herinneringen op gang brengen. Tevens hebben de behandelaars aangegeven dat naar hun mening het bezoeken van de ambassade van Azerbeidzjan voor eiseres niet mogelijk is, omdat de naar verwachting extreme angst en spanning geassocieerd met een dergelijk bezoek aan de ambassade van Azerbeidzjan vrijwel zeker een ernstige aanval zou oproepen. Daarbij achten zij de kans zeer groot dat eiseres vanwege de angst dermate ontredderd zou raken, inclusief ernstige suïcidaliteit, dat een medische noodtoestand het gevolg zou zijn.
Uit het verslag van de hoorzitting gehouden op 26 november 2012 blijkt dat de hoorzitting voortijdig is afgebroken omdat eiseres een (epileptische) aanval kreeg.
8.
Volgens het BMA-advies van 24 mei 2012 en de aanvullingen daarop van 21 juni 2012 en 25 september 2012, voor zover thans van belang, zijn er in Azerbeidzjan behandelmogelijkheden voor de psychische klachten van eiseres aanwezig. In de adviezen is aangegeven dat medisch gezien niet te objectiveren en te voorspellen is hoe iemand zich in de toekomst na een eventuele terugkeer gaat voelen en dat speculatie daarover niet past in een objectief professioneel advies. Het is voor de BMA-arts niet te beoordelen of eiseres de behandelomgeving in Azerbeidzjan als veilig zal ervaren, omdat gevoelens van veiligheid subjectief zijn en medisch gezien niet objectiveerbaar. Evenmin is voor de BMA-arts te beoordelen welke invloed een gevoel van onveiligheid heeft op het welslagen van de behandeling, omdat een gevoel van onveiligheid gezien dient te worden als onderdeel van het totale complex aan omstandigheden die een bijdrage leveren aan de verbetering van de mentale toestand van een patiënt. Onder verwijzing naar een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 8 mei 2012 (ECLI:NL:TGZCTG:2012: YG2002), stelt het BMA dat een BMA-arts niet ambtshalve in ieder geval moet nagaan of een behandeling in het land van herkomst daadwerkelijk effectief zal zijn, maar dat hij zich daarover slechts behoeft te beraden en zich daarover uit te spreken indien in een individueel geval de specifieke omstandigheden blijkend uit zich in het dossier bevindende informatie dat vereisen. Volgens het BMA is van specifieke omstandigheden in dit dossier niet gebleken. Tevens kan in het algemeen niet als juist worden aanvaard de stelling dat de behandeling van psychische klachten in het land waar de oorzaak van die klachten ligt of wordt vermoedt te liggen niet of niet succesvol kan plaatsvinden. De uitlatingen van de behandelaars ten aanzien van het ontbreken van een als veilig ervaren behandelomgeving in Azerbeidzjan geeft volgens het BMA geen aanleiding om op voorhand te twijfelen aan de effectiviteit van de in Azerbeidzjan aanwezige behandeling. Tot slot heeft de BMA-arts gewezen op het BMA-protocol van oktober 2010.
9.
De rechtbank overweegt dat een BMA-advies een deskundigenadvies is. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS (zie onder meer de uitspraak van 13 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO0794) moet verweerder, indien hij een BMA-advies, daaronder begrepen de eventueel nadien uitgebrachte nota's, aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Indien een zodanig advies op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld, mag verweerder bij de besluitvorming in beginsel van een advies uitgaan tenzij er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies. Het is aan eiser om deze concrete aanknopingspunten aan te voeren.
10.
Zoals de ABRvS in onder meer de uitspraken van 20 december 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU9578), 20 juli 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY6399), 29 maart 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ8692) en door eiseres genoemde uitspraak van18 april 2012 heeft overwogen, volgt uit de jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (onder meer de beslissingen van 27 april 2010
(ECLI:NL:TGZCTG:2010:YG0250), 15 maart 2011 (ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1004),
4 december 2012 (ECLI:NL:TGZCTG:2012:YG2461) en de door het BMA aangehaalde beslissing van 8 mei 2012) dat het BMA bij het uitbrengen van een advies aan de staatssecretaris omtrent de medische situatie van een vreemdeling, indien en voor zover de door een behandelaar van de desbetreffende vreemdeling verstrekte informatie daartoe aanleiding geeft, dient te beoordelen of die informatie, mede gezien de hem reeds uit het dossier bekende gegevens over de medische situatie van die vreemdeling, aanleiding geeft tot gerede twijfel over de effectiviteit van de in het algemeen verkrijgbare medische behandeling of te leveren zorg in het land van herkomst dan wel het land waarnaar de vreemdeling wordt verwijderd, met name gelet op de aard van het trauma en de omstandigheden waaronder dat is veroorzaakt, althans gelet op die omstandigheden waaromtrent het BMA wel kan worden geacht zich uit te laten. Daarbij dient het BMA, voor zover nader onderzoek niet mogelijk is, in zijn advies dan wel nota in ieder geval melding te maken van die gerede twijfel. Dat betekent dus niet dat een BMA-arts ambtshalve in elk geval moet nagaan of een behandeling in het land van herkomst daadwerkelijk effectief zal zijn; hij hoeft zich daarover slechts te beraden en zich daarover uit te spreken indien in een individueel geval de specifieke omstandigheden, blijkend uit zich in het dossier bevindende informatie, dat vereisen.
11.
De rechtbank is van oordeel dat de behandelaars hun oordeel over de noodzaak van een veilige behandelomgeving hebben toegespitst op de aard en het ontstaan van de psychische klachten van eiseres en de daarop betrekking hebbende specifieke omstandigheden.
Het lag dan ook, gelet op voornoemde uitspraken van de ABRvS op de weg van het BMA hier onderzoek naar te doen en de bevindingen op dit punt in het advies weer te geven. Een algemene beschouwing, die bovendien niet specifiek op de medische situatie van eiseres betrekking heeft en de enkele stelling dat uit het dossier geen specifieke omstandigheden blijken, volstaat hier niet. Dit geldt eveneens voor het door de staatssecretaris genoemde protocol, waarin slechts in algemene zin wordt aangegeven waarom een arts van het BMA zich niet kan uitlaten over gevoelens van onveiligheid als mogelijke grond voor twijfel aan de effectiviteit van behandeling in het land van herkomst.
12.
Gelet op de concrete informatie met betrekking tot de aard en het ontstaan van de klachten van eiseres en de noodzakelijke therapie, waaronder de voorwaarde van een veilige behandelomgeving, door de behandelaars vanuit hun specifieke deskundigheid aangedragen, had het BMA zich meer specifiek en gemotiveerd dienen uit te laten over de vraag of al dan niet aanleiding bestond tot gerede twijfel over de effectiviteit van de aanwezige behandeling voor eiseres in Azerbeidzjan. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de behandelaars van eiseres bij Centrum ’45 een specifieke psychiatrische deskundigheid hebben op het gebied van getraumatiseerde personen.
13.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de volledigheid van de advisering van het BMA. De adviezen van het BMA konden om die reden niet zonder meer aan het bestreden besluit betreffende eiseres ten grondslag worden gelegd. Het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
14.
Met betrekking tot de behandelmogelijkheden in Turkije overweegt de rechtbank als volgt. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat van gedwongen uitzetting naar Turkije geen sprake zal zijn. Eiseres zal als zij niet zelfstandig vertrekt worden uitgezet naar Azerbeidzjan. Het is dan aan haar om vanaf daar naar Turkije te reizen indien zij een mvv wenst aan te vragen. Zoals hierboven overwogen heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd dat in Azerbeidzjan een effectieve behandeling voor eiseres aanwezig is. Nu zij blijkens de verklaringen van de gemachtigde van verweerder ter zitting geacht wordt via Azerbeidzjan naar Turkije te reizen, behoeft de vraag of in Turkije behandeling voor eiseres aanwezig is, nu geen beoordeling.
15.
Nu de beroepsgrond omtrent de veilige behandelomgeving in Azerbeidzjan slaagt, verklaart de rechtbank de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. De overige gronden behoeven geen bespreking meer. De rechtbank ziet gelet op de aard van het gebrek geen aanleiding de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank draagt verweerder daarom op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
16.
De rechtbank stelt vast dat met de vernietiging van de bestreden besluiten de primaire besluiten herleven. De hiertegen ingediende bezwaarschriften schorsen de werking van deze besluiten niet. De rechtbank ziet hierin aanleiding om gebruik te maken van zijn bevoegdheid krachtens artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb om in afwachting van de nieuw te nemen beslissingen op bezwaar de volgende voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank verbiedt verweerder om eisers uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat opnieuw op de bezwaren is beslist.
17.
Gelet op de vernietiging van de bestreden besluiten en de getroffen voorlopige voorziening, behoeven de door eisers aangevoerde gronden tegen de aan eiser en eiseres opgelegde inreisverboden op dit moment geen bespreking.
18.
Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorzieningen hangende beroep, zodat deze verzoeken worden afgewezen. De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten in het kader van de voorlopige voorziening.
19.
De rechtbank stelt de door eisers gemaakte proceskosten voor de samenhangende zaken vast op € 1.416,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften, 1 punt voor het indienen van de verzoekschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1). Tevens bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de besluiten van 17 december 2012;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op het bezwaar van eisers, met inachtneming van deze uitspraak;
  • verbiedt verweerder om eisers uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat opnieuw op de bezwaren is beslist;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van €156,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding ten bedrage van € 944,- te betalen aan eisers.
De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening hangende beroep af;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 156,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 472,-, te betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.R. Docter, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rennen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.