ECLI:NL:RBDHA:2013:10653
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen en de VAR-winst uit onderneming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2009, die waren opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van € 22.422. Eiser stelde dat hij recht had op een zelfstandigenaftrek, omdat hij winst uit onderneming had behaald, terwijl de inspecteur van mening was dat er sprake was van resultaat uit overige werkzaamheden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in april 2009 een VAR-winst uit onderneming (VAR-WUO) had aangevraagd en gekregen, maar dat de inspecteur bij de aanslagregeling het standpunt innam dat de activiteiten van eiser niet als winst uit onderneming konden worden aangemerkt. Eiser had in zijn aangifte een winst uit onderneming van € 22.422 aangegeven, maar de inspecteur weigerde de zelfstandigenaftrek en stelde het belastbare inkomen vast op € 22.422.
Tijdens de zitting op 27 juni 2013 was eiser niet verschenen, ondanks dat zijn gemachtigde om uitstel had verzocht. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde niet voldoende redenen had aangevoerd om het onderzoek uit te stellen en dat hij had kunnen verschijnen om de belangen van eiser te behartigen. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van winst uit onderneming en dat de aanslagen terecht waren opgelegd. Eiser had niet aangetoond dat zijn activiteiten als onderneming konden worden gekwalificeerd volgens de Wet IB 2001.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de inspecteur de aanslagen terecht had gehandhaafd. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 augustus 2013, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.