In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. O.W. Borgeld, en verweerder, het Ministerie van Defensie, vertegenwoordigd door H. Zilverberg. De zaak betreft de inhouding van loonheffing over twee door verweerder uitbetaalde dwangsommen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de inhouding van deze loonheffing, maar verweerder heeft het bezwaar doorgezonden naar de Belastingdienst, wat eiser betwistte. Eiser stelt dat verweerder zelf bevoegd is om op het bezwaar te beslissen, aangezien hij de inhouding heeft verricht. De rechtbank oordeelt dat verweerder inderdaad bevoegd is om te beslissen op de bezwaargronden van eiser, en dat de doorzending naar de Belastingdienst niet correct was. De rechtbank vernietigt het besluit van 6 juli 2012 en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 944,-. De rechtbank benadrukt dat verweerder niet kan volstaan met een enkele verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad, maar moet motiveren waarom de dwangsommen als loon moeten worden behandeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.