ECLI:NL:HR:2011:BO5996
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- R.J. Koopman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kwalificatie van dwangsommen als loon uit dienstbetrekking
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, die in dienst was bij A B.V. Tot 1 april 2004 was belanghebbende in dienst bij de B.V. en op 21 juli 2004 werd de B.V. door de kantonrechter veroordeeld tot het betalen van achterstallig loon en het nakomen van een toegezegde pensioenvoorziening, met een dwangsom van € 250 per dag bij niet-nakoming. De B.V. weigerde echter om aan deze verplichtingen te voldoen, waardoor zij vanaf 14 oktober 2004 dwangsommen verschuldigd werd. In december 2004 kwam de B.V. alsnog aan haar verplichtingen inzake de pensioenvoorziening tegemoet.
In januari 2006 stortte de B.V. € 35.000 aan dwangsommen op de derdenrekening van de advocaat van belanghebbende, die dit bedrag op 1 november 2006 aan belanghebbende uitbetaalde, na inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen. De Inspecteur had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van deze bedragen, wat leidde tot een rechtsgang die uiteindelijk bij de Hoge Raad eindigde.
De Hoge Raad oordeelde dat de dwangsommen onverbrekelijk verbonden zijn met de verplichting van de B.V. om belanghebbende het overeengekomen loon te betalen. Het Hof had eerder geoordeeld dat de dwangsommen als loon uit dienstbetrekking moesten worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de klachten van belanghebbende niet konden slagen. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.