ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ3926
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar inzake belastingaanslagen
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen twee belastingaanslagen voor het jaar 2007, namelijk een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). De inspecteur verklaarde het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV niet-ontvankelijk, maar gaf geen expliciete beslissing op het bezwaar tegen de aanslag Zvw. De gemachtigde van de belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij werd gesteld dat de uitspraak op bezwaar ook de Zvw-aanslag omvatte.
De rechtbank heeft de stelling van de inspecteur dat de beroepen wegens gebrek aan belang niet-ontvankelijk zijn, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende procesbelang heeft bij de beroepen, omdat de inspecteur de bezwaren niet terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van de bezwaren beoordeeld en geconcludeerd dat de vastgestelde waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemmingen (WEVAB) geen invloed heeft op het vastgestelde inkomen voor 2007. Hierdoor konden de grieven van de belanghebbende niet leiden tot een vermindering van de aanslagen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de belanghebbende een belang heeft bij de beantwoording van andere belastingaanslagen, dit niet leidt tot een ander oordeel over de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw. De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, M.H.A. de Graaf.